Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
De taal- en letterbode. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,50 MB)

Scans (4,89 MB)

XML (0,82 MB)

tekstbestand






Genre
sec - taalkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De taal- en letterbode. Jaargang 3

(1872)– [tijdschrift] Taal- en letterbode, De

Vorige Volgende

Sprokkelingen,
door J.H. van Dale.

XIV. Amaus, Amous.

In Dr. M. de Vries' Mnl. Wdb. vindt men op het woord amanse, amans - eene verkeerde lezing voor amaus, die zeer licht mogelijk was, daar het woord zelden voorkomt - een belangrijk artikel over amaus. De Hoogleeraar verklaart het woord door geëmailleerde plaat. De Heer A.C. Oudemans Sr. verwijst in zijne onmisbare Bijdrage tot een Mnl. en een Oudn. Wdb. naar het art. van Dr. De Vries, terwijl hij geene andere voorbeelden van 't gebruik van 't woord geeft, dan die in het Wdb. zijn opgenomen. Ik kan die voorbeelden met enkele vermeerderen, die, bedrieg ik mij niet, eenig licht verspreiden over de beteekenis van het woord in de aanhalingen uit Dr. Jonckbloets Gesch. der Mnl. Dichtk. (Mnl. Wdb., kol. 219).

't Is algemeen bekend, dat de schuttersgilden vooral bloeiden in de 14e tot de 16e eeuw, toen zij zoo vaak geroepen werden om stad en land tegen den vijand te verdedigen. De Sint Joris'-

[p. 149]

en de St. Sebastiaansgilden stonden in hoog aanzien en genoten ondersteuning en bescherming van de lands- en de stadsoverheid. Te Sluis bloeide vooral het Sint-Jorisgilde van den Voetboog: het had er o.a. eene eigene kapel en een eigen gasthuis.

Onder de archieven der stad berust nog een register, dat de rekeningen van dit gilde bevat van 1505 tot 1540. Daarin vindt men op verschillende jaren eene opgave van de juweelen, d.i. de kleinoodiën of voorwerpen van waarde, het gilde toebehoorende, en die, bij zijne aftreding, de Deken in handen van zijn opvolger leverde. Ouder deze juweelen nu worden Ao. 1521 vermeld: drie zelveren vergulde amouse, die de trompers op haer borst draeghen. In 1531 luidt het bloot: drie amausen; in het volgende jaar: drie vergulden amausen. In 1518 echter leest men: drie zelver vergulde scilden omme de trompers; in 1514: drie amouzen zelvere verghult, met de wapenen van der Sluus, en in 1507: drie amause vergult verwapent metten wapenen van der Sluus. - Zoo blijkt ons dan hieruit klaar, dat de trompers van het Sluische voetboogsgilde bij plechtige gelegenheden eene zilveren vergulde plaat of schijf op de borst droegen, waarop het wapen der stad prijkte. Dáárom wordt de plaat ook een schild genoemd. Nu bevat het Sluische wapenschild twee zilveren baren op een rood veld. De baren werden ongetwijfeld door wit, en het keel door rood email aangeduid; want nog heden ten dage draagt de Sluische stadsbode, wanneer hij in functie is, zulk eene zilveren plaat aan eene zilveren keten op de borst. 't Was, dunkt ons, het geëmailleerde schild, dat de vergulde zilveren schijf tot een amaus maakte.

Er is geen twijfel aan, of ook de trompers der andere gilden droegen dergelijke amauzen. Van de menestrelen en trompers of pipers, welke de stad in haar dienst had, zoowel om 's morgens en 's avonds op het belfort te spelen, als om bij plechtige gelegenheden de feestvreugde te verhoogen, weten wij met zekerheid, dat zij zilveren schijven droegen met het stadswapen. In de stadsrek. van 1410 wordt de uitgaaf verantwoord van ‘vier zilveren sciven, daerop staet der stede wapen, twelk de menestrelen ende trompetten der stede dragen.’ In 1431 kocht de stad de zilve-

[p. 150]

ren schijf, die Claas f. Jans, ‘der stede piper’, plag te dragen, van diens weduwe, en in 1434 maakte de zilversmid Jan Coukebac drie nieuwe vergulde zilveren schijven, van de oude, voor der stede pipers. Was het stadswapen op deze schijven geëmailleerd? Of was het er op gegraveerd? Wij gelooven, dat het er in gesneden was; in het eerste geval toch ware de schijf een amaus geheeten.

XV. Ammeren.

Ammer is amber, barnsteen. Het onverbuigbaar bnw. ammeren vind ik echter nòch bij Dr. De Vries, nòch bij Oudemans. Ik maak hieruit op, dat het vrij zeldzaam is. 'k Trof het aan iu eene opsommiug der juweelen, toebehoorende aan het vroegere Sluische gilde, Onze Vrouwe der Klerken, later Onze Vrouwe van der Sneeuw geheeten. Daarin lees ik (Ao. 1526): ‘Item, een zelveren agnus dei met een buersekijn ghecoppelt an een ammeren paternoster met cassedonie teekenen ende een zelveren helichdom daerinne een ghewijt broot.’

 

Sluis, 7 Oct. 71.