De taal- en letterbode. Jaargang 3
(1872)– [tijdschrift] Taal- en letterbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 52]
| |
Dangier.
| |
[pagina 53]
| |
2o. Het recht, dat de koning van Frankrijk had op de bosschen van Normandië, hierin bestaande, dat de eigenaars ze niet konden verkoopen of exploiteeren zonder 's konings toestemming, sub commissi poena, quam Danger vocant (s.v. Dangier en Dangerium 2.) 3o. Het recht van verbeurdverklaring dier goederen, waarvan men de verplichtingen, met het bezit verbonden, niet nakomt. (Dangerium 1) Van daar de uitdrukking fiefs de Danger ‘quae a vasallis adiri non possunt, nisi post praestitum Domino hominium; alioquin in commissum cadunt.’ Deze drie beteekenissen duiden allen een recht aan, toegepast op een bepaalden grond of in een bepaald geval. 4o. de beteekenis van macht, bezit, voogdij, bescherming, invloed, waaruit dus de drie voorgaande zijn voortgevloeid. b.v. Partonop. vs. 1230: De toat sui en vostre dangier.
s.v. Dangerium 1. Lequel lui respondi- qu'il n'en feroit rien, et qu'il n'estoit point en son Dangier, par quoi il deust paier pour lui. Chastel. de Couci, vs. 811. Bien l'a Amours en son dangier.
Rom. de Renart I 192 (bij Gachet). Or est chéuz en son dangier.
Rom. de la Rose (bij Roquefort.) Van den rijkdom sprekende: Chascun si l'apeloit sa dame
Et craignoit come riche fame,
Tous se mettent en son dangier.
en: Chascun sa Dame la clamoit
Car toz li mondes la cremoit:
Tuit li mons iert en son dangier.
Vooral gebruikelijk in de uitdrukking estre en dangier de qnelqu'un, waarvan de twee eerste citaten en het laatste voor beelden opleveren. | |
[pagina 54]
| |
5o. moeilijkheid, moeite, tegenspraak, vertraging, gebrek, beletsel, hinderpaal, afkeer. Chev. de la Char. p. 165. (bij Gachet). Si le donoit l'en a mangier,
Molt povrement et à dangier
Par cele fenestre petite.
à dangier = à peine. Gérard de Vienne p. 173 (bij Duc.) Qui serviront de gré et sans dangier.
d.i. zonder tegenspraak, zonder tegenzin. Anc. Coutume de Troye art. 160 (bij Roquefort). Et quant il chéent (les signes de haute justice) le Seigneur les puet redresser dedens l'an sans dangier d'autrui, waar Roquefort vertaalt empêchement. Fabliau de Coquoigne: (bij Roq.) Si i pueent boire et mengier
Tous ceux qui venlent sans dangier
d.i. sans difficulté. Partonop. vs. 968. De mes n'i a dangier ne fautes.
d.i. gebrek. Fabliau de la Court de Paradis (bij Roq.) Eles responent sans dangier.
d.i. sans retard. Rose I p. 60. Lors se sot bien Amors vengier,
Du grand orguel et du dangier,
Que Narcisus li ot mené.
d.i. tegenzin. In dezelfde bet. staat het ook Bénoît de St. More 14973. Faire dangier = weigeren, dralen. Rose 1896. | |
[pagina 55]
| |
Ne fai pas dangier de toi rendre.
faire dangier de dire quelque chose bij Diez. (S.v. danger) = sich weigeren (etwas zu sagen.) Fabl. et cont. anc. II 150. (bij Raynouard) Li preudom grant dangier fesoit
De dire ce qu'el enquerroit.
Ook het Provençaalsch kende het woord. b.v. Raynouard III 8. El mati ses dangier
Aiatz so c'a mestier
Vostra dona 'i levar.
d.i. Au matin sans retard ayez ce dont a besoin votre dame au lever. 6o. vermeldt Cachet nog de beteekenis dommage die noch door Du Cange, noch door Burguy wordt opgegeven, maar die, zooals wij straks zien zullen, zelfs de eerste beteekenis van het grondwoord van dangier moet geweest zijn. Wat is nu dat grondwoord van dangier? Wanneer wij letten op de behandelde beteekenissen, dan valt in het oog, dat zij twee groepen vormen, waarvan de eerste de 4 eerste, de andere de 2 laatste omvat. Bij de 4 eerste is de hoofdgedachte die van recht, van macht, bij de 2 laatste die van moeitijkheid, beletsel, schade. Wanneer wij nu in het MiddE. Latijn een woord zoeken, waarvan het Fr. dangier kan zijn afgeleid, dan doet zich allereerst voor het woord damniarium, dat wel niet bij Du Cange wordt vermeld, maar dat even goed kan bestaan hebben, als granarium, viridarium, fumarium, aciarium, enz. Fr. grenier, vergier, fumier, acier. Zie Diez, Gramm 2, 328 sq, Brachet s.v. acier en ânier: Ook komt bij Diez l.c. desiderarium voor, waarvan het Prov. desirier moet afkomen. Op dezelfde wijze komt het woord kelder van het Lat. cellarium. Wij zullen nu zien, dat de m van Latijnsche woorden in het Fransch dikwijls in n overgaat. Rançon is gevormd van redemptionem; conter uit computare, | |
[pagina 56]
| |
tandis uit tamdiu, daine uit dama, connétable uit comes stabuli. Zie Diez, Gramm 13, 448 en Brachet i.v. changer. De Fransche ng. komt van verschillende Latijnsche consonant-verbindingen. Zoo ontstaat venger uit vindicare; singe uit simius (simjus); ronce uit rumicem (rum'cem), congé uit commeatus; vendange vindemia (vindemja), ronger uit rumigare (rum'gare); changer uit cambiare van cambium, het gewone MiddelE.Lat. woord voor wissel. Volkomen analoge voorbeelden, dat een Fransche ng ontstaat uit mn met volgende i leveren songe uit somnium en calenger (vroeger calonger, Bénoît de St. More 10095, 15258) uit calumniari. Danger komt dus regelmatig van damniarium (niet van damnarium, zooals Diez Gramm 13, 181 zegt, en zooals ook anderen meenen; 22, 328 geeft Diez zelf damniarium, als grondvorm op), en beteekent dus eerst schade, nadeel, vervolgens moeilijkheid en de verdere onder no. 5 vermelde schakeeringen daarvan. Tot zoover bestaat er geen zwarigheid. De vraag is nu: kunnen ook de andere beteekenissen van danger uit damnum, damniarium worden afgeleid? Op dit punt splitsen zich de geleerden in twee partijen: Du Cange, Burguy, Scheler en Diez beweren van ja; Brachet en Littré het tegendeel. In de bij Roquefort aangehaalde Dictionnaire de Trévoux staat alleen dangier, dominari, maar later wordt het weer van indulgere afgeleid, zoodat deze getuige niet veel gewicht in de schaal legt. Zij die het eerste beweren voorstaan, dat n.l. alle beteekenissen van danger regelmatig uit damnum kunnen worden afgeleid, volgen deze redeneering: Damnum bet. 1o. nadeel, schade 2o. multa irrogata 3o territorium, procinctum, in quo si qua op crimina commissa irrogantur mulctae, eae Dominorum sunt. Wanneer er nu geen ander middel was, om deze beteekenis van danger ongezocht te verklaren, dan zou men des noods met deze overdracht van beteekenis vrede kunnen hebben, hoewel de overgang van boete op oord, waar boete geheven wordt, niet zoo geheel voor de hand ligt. Evenwel, ook tol beteekent eerst: het geld, dat men betalen moet, en later de plaats waar het wordt geheven, en dit getal | |
[pagina 57]
| |
zal wel met enkele vermeerderd kunnen worden. Maar bij dangier zou dit geen afdoend resultaat geven, want daardoor zouden wel de drie eerste beteekenissen worden verklaard, maar geenszins de onder no. 4 vermelde van macht, recht, die door alle geleerden (behalve Gachet) zelfs als de grondbeteekenis van het woord wordt opgegeven. Gelukkig dat zich dan ook een veel beter middel opdoet om de quaestie op te lossen. Houden we de opgegevene beteekenis van macht in het oog en zoeken we daarvoor een Latijnsch equivalent, dan ontmoeten we al dadelijk het woord dominium, waarvan in de ME. werd gemaakt dominiarium, evenals damniarium van damnum, enz. Kan nu van dominiarium het woord danger regelmatig zijn afgeleid? Het antwoord is bevestigend. Dominiarium werd domniarium, zooals men reeds in den Keizertijd Julia Domna zeide voor Domina. De i van domniarium werd consonant zooals in changer van cambiare in sage van sapius, in rage van rabies, in pigeon van pipionem enz. Zie Brachet i.v. abréger. domniarium werd dus regelmatig dongier en werkelijk komt deze vorm meermalen voor. Gachet zegt: ‘on le trouve écrit parfois dongier.’ Wat nu den overgang van dongier in dangier betreft, ook die kan bewezen worden. Dominus, als eeretitel voor heiligen, wordt in 't Fransch somtijds Dom b.v. Domfront = Dominus Fronto, Domrémy ≡ Dominus Remigius, maar even dikwijls Dam b.v. Dammartin = Dominus Martinus, Dampierre enz. Zoo b.v. ook in de uitdrukking ‘ne plaise danne Dieu = ne placeat Domino Deo; in damoiselle van het Lat: dominicella, in dame van domina, vidame = vice-dominus, dimanche = dominica (sc. dies) en in het bij Burguy op danz voorkomende danter = domitare (Bénoît de St. More 1351). Zoo vindt men danjon even goed als donjon van 1. dominionem (Bénoît 1140 en 3030) pramettre naast promettre (ibid. 2077, 4831, 6362, 19469), danzial naast donzial (ib. 14303, 14703) Zoo vindt men in oude teksten l'en voor l'on; ainc voor onc van unquam, achoison voor ochoison van occasionem, mains naast moins en volenté naast volonté. (Zie Littré, Hist. de la Langue Française I, 49). Behalve de door Littré bijg ebrachte voorbeelden | |
[pagina 58]
| |
van de verwisseling van a en o (die allen uit vroegere Hss. genomen zijn), bepaalt zij zich alleen tot het geval dat eene m volgtGa naar voetnoot1), in welk geval ook juist domniarium verkeert. De slotsom van het ingesteld onderzoek is dus: danger kan komen zoowel van damniarium als van domniarium, maar in de beteekenis macht is de laatste afleiding veel minder gezocht en veel natuurlijker en dus verreweg te verkiezen. Wat nu de meening van Littré en Brachet betreft, dat danger in alle beteekenissen van dominium zou komen, zij is na al het gezegde m.i. onhoudbaar. De beteekenis moeilijkheid, last en de moderne van gevaar uit die van macht te willen afleiden, omdat als men in iemands macht is, dit zeer licht met gevaar kan gepaard gaan, is evenzeer af te keuren, nu men tot zulk een middel zijn toevlucht niet behoeft te nemen, als dat men uit de beteekenis boete komt tot die van ‘streek, waar zij geheven wordt.’ De twee woorden damniarium en dominiarium hebben dus beiden regelmatig het woord danger opgeleverd, maar in verschillende beteekenissen. Geen wonder was het dus, dat deze op elkander invloed uitoefenden en de scherpe afscheiding, die oorspronkelijk tusschen hen bestond, weldra verloren ging. Er zijn vele woorden in de taal, die door de inwerking van andere, hetzij van bijna gelijkluidende, hetzij van ongeveer gelijkbeteekenende, hun eigenaardig karakter hebben verloren en dus voor het bewustzijn van het volk niet meer een afzonderlijk bestaan hebben. Zijn eenmaal de grondwoorden vergeten, dan worden de schakeeringen der beteekenissen hoe langer hoe talrijker, en de juiste grens van iedere op zich zelf hoe langer hoe moeilijker te trekken. Zoo ging het o.a. met het Mnl. Aert, eene behendige, listige, slimme wijze van handelen, waarop het gelijkluidende Aert, kunstgreep (van het Fransche art) zijn invloed deed gevoelen. Zie Mnl. Wdb. 120b. Een belangrijk voorbeeld van deze zelfde soort leverde de Hoogleeraar de Vries Taal- en Lb. | |
[pagina 59]
| |
2, 277 sqq. in het woord granje. De drie woorden garandia, creantum en gratum werkten op elkander in, en deelden elkander iets van hunne beteekenis mede. Dat het zoo ook met dangier gegaan is, wordt nog door een paar omstandigheden bevestigd, die mijn vermoeden nog meer waarschijnlijkheid geven. 1o. De Dictionaire Provençal-Français van Honorat onderscheidt twee woorden dāngier. Het onderscheid in hun beteekenis is nu wel niet zóó sprekend, dat daardoor onmiddelijk het oog valt op het verschil in afleiding; maar het is toch een bewijs, dat men toen in het Provençaalsch nog voelde, dat er 2 woorden dangier bestonden. Die artikelen luiden in hoofdzaak aldus: Dangier (dandgié) - état d'une chose qui menace la vie ou les intérets des hommes en Dangier (dondgie) - dégout, repugnance De verschillende uitspraak doelt m.i. duister op het verschil van damnum en dominium, waarvan de woorden zijn afgeleid. 2o. In het MiddE.Latijn zijn verscheidene woorden opgenomen uit de talen die zelf uit het Latijn hun oorsprong hadden en daarin dus in gewijzigden vorm terugkeerden. Toen zich eerst uit het Latijn het woord danger ontwikkeld had, werd daarvan weder een Latijnsch woord dangerium gevormd, maar daarnaast vinden wij ook domigerium. Van dit laatste zegt Du Cange: ‘Domigerium ex Gallico et Anglico Danger, periculum. Vox antem efficta a damno. Dictum enim putant danger, quasi damnum gerens. Malim a Gallico domager i.e. damnosus effictum. Dongeseux pro Dangereux, sub domigerio alicuius aut manu esse, sub illius potestate; est enim Danger nostris potestas. Qua quidem notione vocem Donger, quae domigerium effert, usurpant nostrates’. Wanneer wij nu de beteekenissen van dangerium en dangier nagaan, dan blijkt ons, dat juist daar, waar de beteekenis macht te pas komt, het Latijn domigerium naast dangerium gebruikte. Zoo staat domigerium aangehaald bij dangier = terre domaniale; bij de beteekenis possession, puissance en bij die van recht van verbeurdverklaring: ‘quildquid (lezen we bij Du Cange op dangerium | |
[pagina 60]
| |
= domigerium) iuri stricto atque adeo confiscationi obnoxium est, ita ut res dicatur in dangerio domini feudalis.’ Bij Dangerium = incommodum en = mulcta irrogata vindt men domigerium niet. Dit is wezenlijk eene belangrijke omstandigheid. Domigerium is dus de latiniseering van het Fr. dongier en gevormd in een tijd, dat men niet meer wist, aan welk Latijnsch woord het zijn oorsprong verschuldigd was. Dat het kwam van een woord, waarvan de twee eerste syllaben domi waren, gevoelde men nog duister, maar men was geheel vergeten, dat de uitgang gier kwam van het Lat. niarium, en smeedde dus op den klank af een nieuw Latijnsch woord domigerium, dat, naast dangerium bestaande, een nieuw bewijs levert voor de waarheid van datgene, wat ik omtrent de afleiding van dangier heb in het midden gebracht.
Gaan wij nu ten slotte de plaatsen na, waar in het Mnl. dangier voorkomt, dan zullen wij verschillende der genoemde beteekenis terugvinden. 1o die van macht, geweld. Wal 7880. Maer mochtic, ic soude ju saen
Telivereren van algader
Ute den Danghiere mijns vader.
ib. 8351. Die rode was van groten danghiere
Ende slouch die maghet goedertiere
Vele te meer ooc in een.
ib. 1603. Die gone beette in corter tide
Ende seide: ‘Ghi maect te groot dangier,
Ic wane die duvel brochte jou hier.’
Volkomen, zooals wij nu nog de uitdrukking geweld maken gebruiken in den zin van leven maken. Daaraan grenst de bet. van zich verzetten. | |
[pagina 61]
| |
Rose 1391. Aldus wrac hem die God van Minnen,
Over die gene, die groet dangier
Maken ende hem sijn te fier.
Lanc 2,9657. Ende hi sprae tote hare:
Vrouwe, waerbi maecti dangier,
Van uwer dochter dus groet hier
Tenen wive te gevene mi.
2o in de uitdrukking sonder dangier = zonder tegenspraak, zonder uitstel. Rose 1812. Vassael, gi sijt gegaen
In minen strec, gevet u gevaen!
Gine mocht u niet verweren hier,
Nu gevet u up sonder dangier.
Wal 8749. Der Walewein die sprac haestelike:
Scone lief, al sonder danghier
Wi moeten tavont eten hier.
v.d. Levene o.H. 892. Hi ginc om borne ende nam den pot
Deten te makene, dat dede God
Hi diende sire moeder sonder dangier.
ib. 1917. Ic hebbe gedient u allen hier
Oetmoedelike sonder dangier.
3o de beteekenis van onversaagdheid, moed, die zich uit de beteekenis contestation, opposition, dédain ontwikkelde. Velthem pag 293(o). Een ors oec, daer hi selve op sat........
Hi sat'er op met groten dangiere.
Lelong verklaart het woord ten onrechte door gevaar. Deze | |
[pagina 62]
| |
beteekenis, nu de gewone, had dangier in de ME. nog niet, zij heeft zich eerst later uit die van schade ontwikkeld.
Wal. 8695. Der Walewein was hem so wreet,
Dat hi sijns ghenen raet en weet;
Ende nodan van groten danghiere
So en wildi in ghere maniere
Ghenade bidden den rudder stout.
v. den Levene o.H 1431. Ic was behaghel, ongemate fier
In mi was prijs, roem ende dangier.
ib. 3176. Geselle, wi waren beide fier
In ons was prijs ende groet dangier.
Uit deze beteekenis vloeide die van onbeschoftheid voort. De personificatie daarvan komt voor Taalk. Mag. III 189. Want doe ic die rose
Plucken waende sonder nose,
Ende ic mine hande daertoe boet,
Riep si Danghiere, diet mi verboot.
en in die Rose. Zie o.a. vs 2887. Maer een dorper, een vilain
Lach daer geborgen in dat plain........
Ende hadde hem met crude gedect.
Gheheten so was hi Dangier.
Dese barlebaen hoedde den rosier.
Vgl. Dr Jonckbloedt, Mnl. Letterk. III 327 sqq. 4o de beteekenis moeite, last. Lanc 4. 5673. Die gene en es altoes ridder niet,
Die gerne dangier ende pant
Doget dus van sinen viant.
Het adj. dangereux had in de ME. ook nog niet de bet. van gevaarlijk, maar werd 1o gebruikt in de uitdrukking sergent dangereux d.i. de amb- | |
[pagina 63]
| |
tenaar, die voor het koninklijk recht in Normandië waakt (Du Cange s.v. Dangerium 2), b.v. Jehan de Grosmenil, sergent Dangereux de nos forestz. 2o in de bet. moeilijk te behandelen, knorrig, lastig (Duc.) b.v. cause dangereuse = causa implicata, difficilis. 3o in de bet. te trotsch voor iets, afkeerig van, voortgevloeid uit de bet. dédain, zoodat dangereux gelijk staat met dédaigneux b.v. in den Roman de Floridant et d'Ellinde (bij Roquefort). Lors la belle Ellinde n'en retient qu'un des trois, non pas pour accomplir le vil péché, dont elle estoit bien dangereuse. Deze beteekenis vinden wij terug Lanc. 2,2597. Ic groetene, sprac si, hovescelike
Ende hi es so dangerois, dat hi
Een wort niet antwort mi.
Ten slotte dient nog met een enkel woord melding gemaakt van het werkwoord dangieren. Het komt, meen ik, in het Mnl. 7 malen voor (Wal. 8549, 8695, 9753 en Lanc 4, 2063, 2068, 2893 en 11925), maar heeft slechts den klank met dangier gemeen. Het beteekent zich verwaardigen, en komt van het Fr. daigner en dit van dignari, zie Brachet i.v. marraine.
Leiden, Sept. 1871. |
|