De taal- en letterbode. Jaargang 1
(1870)– [tijdschrift] Taal- en letterbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 289]
| |
Nalezing op bl. 182 vlg. van de Proeve van Mnl. taalzuivering,
| |
[pagina 290]
| |
bewuste cri (of eri) nog altijd in zijn gansche onverklaarbaarheid was blijven staan. Ik waag 't dan mijn conjectuur aan het oordeel der lezers van den Taal- en Letterbode te onderwerpen en hun in bedenking te geven voortaan de plaats aldus te lezen: Alse hem die tijt waert te lane,
Ende hem twaken ende drincken ontvacht,
Doe seide hi: ‘Sal enen nacht
Slapen gaen bi mire mossen,
Op minen poelu mijn ersGa naar voetnoot1) ontdossen.’
Een gelukkige inval, geboren uit de vergelijking der beide lezingen, gaf mij deze verandering aan de hand, waarvan de aannemelijkheid op taalkundige en palaeographische gronden wel geen nader betoog zal behoeven. ‘Wat zal der talen meer?’ |
|