De taal- en letterbode. Jaargang 1
(1870)– [tijdschrift] Taal- en letterbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 168]
| |
Een kort woord over de beoefening der Nederlandsche taal- en letterkunde in Duitschland.Toen de Heer Ferd. von Hellwald dezen zomer ons vaderland en ook de goede stad van Leiden bezocht, deelde hij mijnen waarden medeuitgever van Maerlants Spieghel en mij nadere bijzonderheden mede omtrent het te Weenen aan 't licht gekomen Hs. Ik spoorde hem aan de resultaten van zijn onderzoek ook aan ons publiek bekend te maken, en hij beloofde mij aan dat verzoek te zullen voldoen. Kort nadat hij het Duitsche publiek van den belangrijken vondst in de Augsburgsche Allgemeine Zeitung van 30 Sept., no. 273, mededeeling had gedaan, ontving ik het hier opgenomen stuk van zijne hand. 't Zal zeker menigeen verbazen, dat een Zuid-Duitscher, die slechts een paar weken in ons Vaderland vertoefde, als de vrucht zijner veeljarige studie der Nederlandsche taal- en letterkunde ons verrast met een opstel in onze eigene taal geschreven, eene taal die hij bijna uitsluitend uit hare letterkundige voortbrengselen heeft leeren kennen en gebruiken. Slechts enkele uitdrukkingen toch, die te veel den Duitscher verrieden, zijn veranderd, gelijk de schrijver zulks verzocht had. Met ingenomenheid vestigen wij de aandacht op het verblijdend verschijnsel, dat men bij onze naburen meer en meer onze taalen letterkunde begint te beoefenen, en daardoor ook het veelal scheeve en onbillijke oordeel van den Duitscher over onze vaderlandsche letteren - wij noemen slechts Scherr's Allgemeine Literaturgeschichte - voorzeker aanmerkelijk zal gewijzigd worden. Wij behoeven maar te wijzen op de vertalingen in de laatste jaren van enkele van Vondels treurspelen - van den Lucifer alleen drie! - verschenen; op die welke van de geschriften van eenige tijdgenooten, vooral van werken over Indië, door eene | |
[pagina 169]
| |
talentvolle vrouw worden bezorgd. Terwijl Dr. Jonckbloets Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde eerlang in eene Hoogduitsche vertaling het licht zal zien, houdt zich de begaafde schrijfster, zoo even genoemd en wellicht meer onder haar pseudoniem van Dr. Wilhelm Berg bekend, met eene nederlandsche literatuurgeschiedenis bezig, die door zeer gelukkig geslaagde metrische vertalingen wordt opgeluisterd, terwijl ook de Oosten rijksche geleerde sints jaren zijne krachten wijdt aan de bewerking eener dergelijke Geschiedenis. Het is mij een groot genoegen met dit korte woord den vreemdeling aan mijne landgenooten voor te stellen, en de hoop uit te drukken dat wij nog vaak nader met hem kennis mogen maken in onzen Bode.Ga naar voetnoot1) E.V. |
|