De taal- en letterbode. Jaargang 1
(1870)– [tijdschrift] Taal- en letterbode, De– AuteursrechtvrijTextkritiek,
| |
[pagina 145]
| |
I.- in dien tijde
Dat men screef ons Heren iaer
xiije, dat is waer,
xx min, ende xl geënt
Als men den daet gescreven vent
Van der geborten ons Heren
xiije jaer ende xvij, enz.
Zoo geeft ons de berijmer van den Roman der Kinderen van Limburg den tijd aan, waarin hij zijn boek vervaardigde. Hoffmann reeds zag, dat die xl in den vierden versregel onzinnig waren, en stelde er dus was voor in de plaats. Jonckbloet nam dat nog onlangs weder in 't eerste deel zijner Geschiedenis over, en ook Snellaert hechtte er nog later zijn goedkeuring aan, en roemde Hoffmanns gissing daarbij zelfs als ‘vernuftig’. Wat er voor vernuft steekt in eene verbetering, waarbij men eenvoudig 't eene woord uitschrapt om er een ander, dat een goeden zin geeft, voor in de plaats te zetten, vat ik niet recht. Men dient zich ook te kunnen verklaren, waarom het eene woord juist door dit en geen ander verdrongen moest worden; en dan is het verschil tusschen was en xl te groot, dan dat men zoo maar willekeurig het een voor 't ander in de plaats stellen mag. Men leze daarom ook niet, met Hoffmann, was, maar, met mij, al d.i. geheel (‘ende al gheënt’), 't welk een volkomen goeden zin oplevert, en zich zeer gemakkelijk uit het andere verklaren laat. Ik heb reeds vóór vier of vijf jaar deze verbeterde lezing in mijn Beknopte Geschiedenis, enz. bl. 120 voorgeslagen, maar schijnt zij der aandacht van beide Heeren ontsnapt te zijn. | |
II.In de ‘goede boerde’ van den ‘monick’ (Dit sijn X goede boerden, uitgegeven en toegelicht door Dr. E. Verwijs, Den Haag, 1860, bl. 25) lezen wij vers 55 en volgg. | |
[pagina 146]
| |
Si sprae haer biechte mit begheren,
Entie broeder plachse te absolveren.
Alsoe langhe ghinese ende keerde
Dat stonde stelen leerde, enz.
in welken laatsten versregel wel niemand eenigen zin zal vinden. Hij valt echter bij eenig nadenken licht te verbeteren, door namelijk 't onzinnige stonde, waaruit alleen alle onduidelijkheid voortspruit, in tweën te splitsen en er si tande voor te lezen. Daardoor erlangt men, vooreerst, het hier onmisbare persoonlijke voornaamwoord terug, maar tevens een zegswijs, die velen thans, op 't eerste gezicht, nog wel min verstaanbaar luiden zal, doch die zich in de voorafgaande boerde ‘van den tanden’ volkomen opgehelderd vindt, zoodat het ons bevreemden moet er den geleerden uitgever niet op te hebben zien wijzen. Een monnik en bagijn zijn daar in 't minnespel bezig, en worden daarbij door een ruiter betrapt; de monnik echter roept hem toe, dat hij zich daarom niet behoeft op te houden: ‘Rijd’ zegt hij, rijt wech te hant;
Ic trecke haer ute maer enen tant.
't Is kennelijk een zinspeling op 't zelfde bedrijf, die ook in dat tande stelen der volgende boerde gevonden wordt, en waaromtrent alle verdere verklaring overbodig zou zijn. | |
III.In de derde boerde (blz. 17 ald) lezen wij: Ele scoet andren in sijn haer,
Mallie gine andren gheven daer
Metten vuusten wel ghedicke;
welk laatste woord dan in 't glossarium door dicht op elkander verklaard wordt, en daarbij op dat van den Lekenspieghel verwezen. Alles wel, wat den zin betreft; maar het woord zelf moet in ghedichte veranderd worden, gelijk door 't rijmwoord in den volgenden regel (ansichte) duidelijk genoeg aangegeven wordt. In de daarop volgende versregels is eene kleine verwarring ontstaan, en dienen er v. 189 en v. 192 van plaats te verwisselen, zoodat men 't geheel in deze volgorde leest: | |
[pagina 147]
| |
Van bloede sepen haer parueren
Hem tweën in soe corter uren;
Men sach noit soe wel tornieren
Sonder wapene ende sonder corieren,
Want si waren beide al naect.
Gelijk ze thans gelezen worden, is aan v. 189 en 190 geen redelijke zin te hechten; en helpt het rijm dan ten overvloede ook de juiste volgorde aanwijzen. | |
IV.In het welbekende verhaal van ‘Barlaäm en Josafat’, door De Vries en Verwijs als fragment der tweede Partie van den Spieghel Historiael uitgegeven, zegt de jonge prins tot zijn Mentor (v. 52 en vv.): Du heves mi den wech, die geet
Ten leven, gewijst ende uitgheleet
Te voeghen van deemsterheden groet
Ende van der schade van der doet.
Te recht zag De Vries in, dat beide cursief gedrukte woorden geen zin konden geven, en meende hij er daarom Die voete voor in de plaats te moeten stellen. Hij beriep zich daarbij op een pedes meos extraxisti, dat wel niet in den grondtext van Vincentius voorkomt, maar ‘in de vertaling van Bill’ gevonden wordt, en dus, naar zijne meening, ook wel ‘in sommige handschriften van Vincentius’ gelezen zal worden. Daargelaten echter deze willekeurige veronderstelling, blijft die verandering van voete in voeghen altijd minder verklaarbaar, dan wanneer wij dit laatste eenvoudig in weghen verbeteren en de verzen aldus lezen: Du heves mi den wech, die geet
Ten leven, gewijst, ende uitgheleet
Die weghen van deemsterheden groet, enz.
Het eerste weg verklaart daarbij voldoende ook die volgende wegen, al worden ze bij Vincentius niet uitdrukkelijk vermeld; terwijl de verwisseling van vo, of liever vu, met w maar al te gemakkelijk kon plaats grijpen, en dan ook meermalen voorkomt. | |
[pagina 148]
| |
V.In de fragmenten van den Reinout, door Hoffmann in zijn Horae Belgicae V. uitgegeven, wordt (bladz. 94 en vv.) herhaaldelijk van mesters gewag gemaakt, en dit dan in de aanteekeningen met meesters, meister verklaard. Van waar echter dan die gesloten e? Daar er buitendien van kerkbouw sprake is, kan er wel geen twijfel aan zijn, of men zal er overal metser moeten lezen, gelijk dit nog te duidelijker uit het saamgestelde metserman in v. 1700 blijkt: Renont gherede sine vaert
Ende maecten te Colne waert;
Ende alsi bi der stat quam,
Vraghedi om den metsermanGa naar voetnoot1)
Die die kerke maken dede.
De metserman of metser (thans metselaar) is namelijk de bouwmeester, onder wien zijn enapen, gesellen, en mindere arbeiders (of piners) staan. Alleen mindere bekendheid met den naam bij den afschrijver deed er dezen, met verplaatsing der t en s, het door den zin schijnbaar gewettigde, maar door de taal gewraakte mester, voor meester, boven verkiezen.Ga naar voetnoot2) |
|