Uitzuigen of uitzijgen?
In één der jongste geschriften van Mr. groen van prinsterer, getiteld: Mr. Keuchenius en zijne Wederpartijders, leest men bl. 11: de kemel dien menverzwelgt en de mug die men uitzuigt. Met het oog op de bijbelplaats, Matth. 23, vs. 24, die van uitzijgen, d.i. uitziften, spreekt, mag men vragen, of bij den in taal- en bijbelkennis evenzeer uitnemenden Schrijver dit uitzijgen met opzet, dan wel bij vergissing gesteld zij.
In het eerste geval biedt zich de opmerking aan, dat, ofschoon in de gemelde spreekwijs van sommigen wel eens het woord uitzuigen gehoord wordt, noch het oorspronkelijke van Mattheus' Evangelie, noch eenige ons bekende vertaling die uitdrukking begunstigt.
In het tweede geval schijnt, uithoofde van het gezag, door velen te recht aan den achtbaren Schrijver toegekend, de aanwijzing der misstelling voor sommigen niet overbodig.