stond gelijk met valscheid voor valschheid en dergelijke schrijfwijzen uit dat tijdvak.
Dezelfde onderscheiding vindt men in acht genomen in andere geschriften, en met name in het beroemde werk van den ook als penvoerder voortreffelijken Balthasar Bekker: De Betoverde Weereld. Men ontmoet daarin steeds (druk van 1739) lacchen, hacchelijk, bucchel, wicchelen enz.; doch tevens overal lichaam.
In zooverre dus komt het werk van Bekker met den Statenbijbel overeen; doch in een ander opzicht verschilt het van dezen, namelijk in de verdeeling van het woord lichaam in lettergrepen, en het is hierop, dat ik voorhad, de aandacht der lezers van dit Tijdschrift te vestigen.
Waar de Statenoverzetting, aan het einde der regels, het genoemde woord moet afbreken, doet zij het zoo na mogelijk in overeenstemming met deszelfs oorsprong, te weten, door lic-haem. Men zie 1 Samuel 31, vs. 10; Daniël 4, vs. 33, en 7, vs. 15; Matth. 26, vs. 12 en 26; Marcus 15, vs. 43; Romeinen 7, vs. 4, en elders, in den eersten druk van het werk (bij Ravesteyn in 1636 gedrukt, doch in 1637 verschenen).
Bekkers werk volgt dit voorbeeld niet. Bestendig spelt dit, zooals ik reeds zeide, het woord, dat er tallooze malen in voorkomt: lichaam. Wordt het echter afgebroken, dan vindt men lig-chaam. Dus bijvoorb. D. II. bl. 6, 10, 21, 25, 26, 27, 28, 33, 34, 48, 104, 159, 196, 241, 258, 277; D. III. bl. 11, 12; D. IV bl. 8, 10, 12, 95, 215, 217, 302. (De éénmaal, D. II. bl. 96, voorkomende splitsing lic-haam mag als eene vergissing of drukfeil aangemerkt worden.)
Dit, in de geschiedenis van het woord niet onbelangrijke, feit toont vooreerst, dat men de afbreking lic-haam, hoezeer anders uit een etymologisch oogpunt voor de hand liggende, in strijd achtte met de uitspraak; ten andere, dat men terugdeinsde voor lich-aam, zoowel als voor li-chaam, als zondigende het eerste tegen onze gewone wet van afbreking, en het laatste tegen de uitspraak der korte of gesloten i; en ten derde, dat het verdubbelen der ch met haren zwakken consonant g, toen evenmin ongepast geoordeeld als in de middeleeuwen, niet als eene door Siegenbeek uitgevonden nieuwigheid had mogen worden voorgesteld.