Bladvulling.
Toevoegsel op het vertoog over de verhouding der sluitletters in
verbogene en onverbogene vormen.
Als voorbeelden van de verwisseling der sluitletters in afgeleide
vormen kunnen ook de woorden abt, proost, Brabant en klant
dienen.
Abt is een Hebreeuwsch woord, doch door het kanaal van de
Latijnsche kerktaal tot ons gekomen. Het luidt daar abbas, gen.
abbatis, en heeft dus, evenals proost, lat.
praepositus, eene t, die dan ook in de meerv,
abten en proosten blijft. Dit heeft echter niet
verhinderd, dat men in het Mnl. abedie zeide, waarvan wij
abdij hebben gemaakt; en dien overeenkomstig zeggen wij ook
abdis en proosdij, niet proost-dij.
Brabant is eene verminking van braakbant. Het laatste
lid, bant, dat ook in Teisterbant, d.i. rechterbant,
voorkomt, heeft eene t; gelijk o.a. door Mr.
J. van Lennep overtuigend is bewezen. Het
Latijn zegt Brabantia, maar Hollandia,
Zeelandia, en de z in het Hd. Banz en Ohd.
Destarbenzen, Teisterbanters, bevestigt de deugdelijkheid der uitspraak
en spelling. In het Mnl. zei men dan ook regelmatig Brabanters.
Later is de t verzacht in Brabanders, misschien om de
analogie met Hollanders; en dit is thans nog de gebruikelijke vorm. De
pogingen om Brabanter weder in te voeren zullen vooreerst nog wel
schipbreuk lijden, evenzeer als elke poging om abtij en
abtis in zwang te brengen zou blijken vruchteloos te zijn.
Omgekeerd is in klant de d van fr. chaland en
mlat. chalandium tot t verscherpt; daarom luidt het meervoud
klanten. En dit meervoud is voor ons de duidelijk hoorbare
aanwijzing, dat wij in het enkelvoud klant eene t moeten
schrijven; niettegenstaande in klandizie, fr. chalandise
de d is gebleven.
L.A.t.W.