dwaling. De heer P. brengt,
beleefdheidshalve,
Horatius' bekende uitdrukking betreffende
Homerus in herinnering. Doch gedommeld heb ik
niet, toen ik den misslag beging; daartoe ontbrak het mij aan tijd. Mijn stukje
draagt veeleer nog andere blijken van overhaasting. Ook zou ik bijna durven
beweren, dat Horatius heeft misgetast, indien Homerus voor
een tijdschrift gewerkt heeft; vooral indien hij zelf er de redacteur van was,
en zich dus van tijd tot tijd in de noodzakelijkheid bevond eene bladvulling te
schrijven, terwijl de zetter ongeduldig om het restje kopij riep.
Anders heeft in dergelijke zegswijzen, als die bij
Vondel, ongetwijfeld de waarde, die de heer P. er aan toeschrijft.
Daarmede vervalt niet alleen mijne verklaring van de beteekenis van het woord,
maar ook mijne qualificatie. Anders is alsdan, daar evengoed als elders,
een bijwoord. Zelfs al wilde men indien anders, te zamen genomen, als
ééne voegwoordelijke uitdrukking aanmerken, waarvoor wel iets te
zeggen zou zijn, ook dan nog zou anders op zich zelf de waarde van een
bijwoord behouden.
Ik mag deze palinodia niet eindigen zonder den heer P. mijn
oprechten dank toe te brengen voor zijne heusche terechtwijzing, en hem de
verzekering te geven, dat de Taalgids zich ook voor het vervolg voor
zijne bijdragen ten zeerste aanbevolen houdt.
L.A. te Winkel.