Het boek van Sidrac
(1936)–Anoniem Sidrac, het boek van– Auteursrecht onbekend[Aantekening door P. Oris]Het nu volgende is door P. Oris onder de tekst geschreven; men zie hiervoor hetgeen ik op bl. LVIII (voetnoot) der Inleiding heb meegedeeld.
Hier na volgen noch V vragen die inden ghedruckten sidrack ghevonden worden meer als hier. Inden gedruckten sidrack de xxviij vragheGa naar voetnoot1). die koninck vraecht / hoe machmen dat weten dat god den mensche maecte na sijn gelijkenisse Sijdrack antwoorde men vint geschreven in moijzes boeck / doen god die menschen maken woude / zoo sprack hij / laet ons den mensche maken na ons gelijckenisse / ende om dat hij ons na zijn gelijkenisse ghemaect heeft / soo heeft hij ons gegeven verstandenisse ende onderscheijt / te kennen goet ende quaedt ende hier bij zoo moghen wij weten / dat wij zijn dat edelste ende weertste dinck / van de weijrelt.
Inden gedruckten sidrack de LXXXste vragheGa naar voetnoot2): Die koninc vraecht / hoe ende met wie zullen wij wandelen. Sijdrack antwoort / men zal gaen den wech / die schoon zuijver ende zoet is / ende schouwen den wech die vol doornen / ende swaer is / want die in doornen wandelt / heeft dicwils hindernis daer af / maer inden goeden wech gaetmen zaecht / dat is te verstaen / dat men zal wandelen metten goeden / daer af komt alle goet ende alle deucht / die metten quaden wandelt / al waer hij goedt men zou hem voor quaet houden / ende oock alle quaet schaemte ende schande / die komt hem daer aff.
Inden ghedruckten sidrack de CCLXXXV vrageGa naar voetnoot3). Die koninc vraecht / wat stede ist / die men heet het vaghevier / oft purghatorie. Sijdrack antwoort / dat purgatorie is een stede / daer is herde groot vier / ende veel pijnen / ende veel maniren van tormenten / maer die alderminste pijne / is meerder dan imant op eertrijcke peijzen mochte / off oijt hoorde spreken / ende ter wijlen dat sij zijn in deze groote pijne ende droefheijt / soo openbaren hun die engelen / off ander heijligen / daer door dat sij oijt goet deden / doen zij noch op aertrijck waren / ende die troostenze / ende zeggen hun / dat sij die pijne ende droefheijt willen gewillichlijck lijden / om die minne van gode / ende van dezer vizitatie is hunlieden veel te bat / maer dit en zal niet sijn dan na die komste des | |
[pagina 228]
| |
sone godts / maer weet dat sij daer alleghader niet komen en zullen / want daer en zal niemant in komen / dan die waerdich sullen zijn / der glorien godts / als sij ghezuijvert sullen zijn int vagevier.
Inden gedruckten sidrack de CCC ende xj vrageGa naar voetnoot1). Die koninck vraecht wie zullenze zijn / die behouden ende verloren zullen zijn /// daer volgen alle deze navolgende redenen meer. Sijdrack antwoort / die ghene die niedt doen en zullen / teghen die X geboden vande wet die godt seijnden zal eenen mensche / deze zullen behouden zijn / ende de gene die des niet en doen / ende met haren quaden wercken godt vertijen / ende zijn geboden niet en houwen die zullen verdoemt sijn / ende tot hun zal die zone godts seggen / scheijt van mij die qualijck sijt gehoort / want die goede zullen thoonen metter waerheijt / de gene die niet wel doen en wouden / ende die niet gelooven en wilden hare woorden / ende wercken deze zal die zone godts vervaren van enGa naar voetnoot2) met sijnder gramschap / ende een vier zal der komen ende verslindenze ende verbrandenze, hij zal alle dingen doemen wreedelijck ende matelijck / ende hij zal elck recht vonnisse geven / inzonderheijt die quade / ende daerom zal hun duncken dat hij gram is / ende dat hij een vreesselijck aenzicht heeft / om dat die verdoemenisse over hun gaet.
Inden gedruckten sidrack de CCCC ende xiij vragheGa naar voetnoot3). Die koninck vraecht / wat sal dan gedaen worden / mette weijrelt / staen oock alle deze navolgende redenen meer. Sijdrack antwoort / alle ziecten ende pijnen vander weijrelt sullen vergaen zijn / dat is koude hitte / winden donder ende tribulatien zullen alle vergaen zijn / ende die elementen zullen al ghepurgeert sijn / alzoo ons figure van ons lichhaem veranderen ende vergaen zal / ende wij een ander figure hebben zullen / herde schoone / ende edel / alzoo zal die figure van aertrijck al wel zijn / Ende dan zal dat aertrijck hebben / een glorieuze forme / ende godt sal maken nieuwe hemelen // ende nieuwe aerde / daer na en zal de zonne noch mane noch sterren noch wolcken / niet ophouden van gaen / noch van loopen / als dingen die al verandert ende verkeert sijn / want de hemel zal ghekleet sijn / met glorie des hemelrijcx / ende die zonne zal zeven werf schoonder zijn / dan zij nu is / die mane ende die sterren / zullen ghekleet sijn / met schoone klaerheijt / het water zal dan wasschen (Ga naar margenoot+) die lichamen der goeder mensschen in deze weijrelt / ende zij zullen dan klaerder zijn / dan eenich kristall.
geschreven door mij peeter oris tot antwerpen inde sleustelstrate int jaer ons heeren MDCXXI den xxvj aprille /zonder geschille al heusch en stille / twas mijnen wille. |
|