Het boek van Sidrac
(1936)–Anoniem Sidrac, het boek van– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
[Tekst]Prologhe. Ga naar margenoot+aant.Dicke hebbic die gene bescouden,Ga naar margenoot+
Die hem ane die boeke houden,Ga naar margenoot+
Daer sy clene profijt inne leren,Ga naar margenoot+
Alsoe sijn geesten vanden heren,Ga naar margenoot+
5[regelnummer]
Van Pertelpeuse, van Amedase,Ga naar margenoot+
Van Troyen ende van FierenbraseGa naar margenoot+
Ende menich boec datmen mintGa naar margenoot+
Daer men luttel orboers in vint;Ga naar margenoot+
Nochtan half logene es ende mereGa naar margenoot+
10[regelnummer]
Ende anders en hebben engene lere,Ga naar margenoot+
Dan vechten ende vrouwen te minnenGa naar margenoot+
Ende lant ende stede ende borge te winnen,Ga naar margenoot+
Daer anders niet inne en leitGa naar margenoot+
Dan der werelt ydelheit;
15[regelnummer]
Ende leggen die boeke onder voet,Ga naar margenoot+
DaerGa naar voetnoot1) men wijsheit, doget ende goetGa naar margenoot+
Ende troest van allen goeden radeGa naar margenoot+
An leren mach vroech ende spade.Ga naar margenoot+
In weet wat sire inne menen.Ga naar margenoot+
20[regelnummer]
Dese slachten wel den genen,Ga naar margenoot+
Die liden doer enen bogaert,Ga naar margenoot+
Die met vruchten sijn bewaertGa naar margenoot+
Ende netelen ende distelen plucken gaenGa naar margenoot+
Ende die goede vrucht laten staen,Ga naar margenoot+
25[regelnummer]
Die goet sijn ende van smake soeteGa naar margenoot+
Ende van evelen geven boete.Ga naar margenoot+
AldusGa naar voetnoot2) eest ende anders niet,Ga naar margenoot+
Die de dinc te rechte besiet.Ga naar margenoot+
Die den tijt onledich makenGa naar margenoot+
30[regelnummer]
Met onoerboerliken saken,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 2]
| |
My dunct dat sy zere ri[e]sen,Ga naar margenoot+
Want sy den tyt verliesen,Ga naar margenoot+
Die nemmermeer no wijf no manGa naar margenoot+
Daer na weder verhalen en can.Ga naar margenoot+
35[regelnummer]
Want die tijt es ons ghegeven,Ga naar voetnoot1)Ga naar margenoot+
Omme dat wy in dit leven,Ga naar margenoot+
Dat overlijt soe cortelikeGa naar margenoot+
Verdienen soude[n] hemelrike;Ga naar margenoot+
Ende die hier luttel sayenGa naar margenoot+
40[regelnummer]
Selen ginder luttel mayen.Ga naar margenoot+
Daer omme behoren sy ten vroeden,Ga naar margenoot+
Die ghene die hem hier soe spoedenGa naar margenoot+
Te sayene dat goede sait,Ga naar margenoot+
Daer men ginder af ontfaetGa naar margenoot+
45[regelnummer]
Honder[t]fout van lone.
Te Antwerpen daer ic woneGa naar margenoot+
Soe quam my een boec ter hantGa naar margenoot+,
Daer ic in bescreven vantGa naar margenoot+
Vele duechden ende wijshedenGa naar margenoot+
50[regelnummer]
Ende leringe van goeden sedenGa naar margenoot+
Ende hoe die mensce soude leven.Ga naar margenoot+
Dit boec was in Walsche bescrevenGa naar margenoot+
Sonder rime in slechte woert.Ga naar margenoot+
Doen werdic daer toe becoert,Ga naar margenoot+
55[regelnummer]
Dat ic dit boec woude makenGa naar margenoot+
Uten Walsche in Dietsche spraken,Ga naar margenoot+
Sonder rime alsoe ic sach,Ga naar margenoot+
Dat hy inden Walsce lach,Ga naar margenoot+
Omme dat ic van dier edelre lerenGa naar margenoot+
60[regelnummer]
Een woert [niet] woude anders keren,Ga naar margenoot+
DantGa naar voetnoot2) die edele wise clercGa naar margenoot+
Selve dichte in sijn werc.Ga naar margenoot+
Want rime, alsoe wijt vinden,Ga naar margenoot+
DoetGa naar voetnoot3) dicke die materie windenGa naar margenoot+
65[regelnummer]
Anders danse die makere seideGa naar margenoot+
Ende ierstwerven int scrift leide.Ga naar margenoot+
Die de materie sal leggen waleGa naar margenoot+
Van ere tale in een ander tale,Ga naar margenoot+
Die sal den text leggen danGa naar margenoot+
| |
[pagina 3]
| |
70[regelnummer]
Soe hy alre gelijcxt can.Ga naar voetnoot1)Ga naar margenoot+
Dit sal van rechte sijn sine sede,Ga naar margenoot+
Alsoe alse sinte Jeronimus dede,Ga naar margenoot+
Die de bybele ende menich ander wercGa naar margenoot+
Int latijn dichte als een clercGa naar margenoot+
75[regelnummer]
Uten Grixe, dat hy conste wale,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Ende oec ute Ebreusche tale.Ga naar margenoot+
Hy en deder toe noch afGa naar margenoot+
Anders dant dauctor ute gaf.Ga naar margenoot+
Die anders doen, sy doen quaet.Ga naar margenoot+
80[regelnummer]
Hoets hem elc, dats mijn raet.Ga naar margenoot+
Dat ic dit werc ierst ane ginc,Ga naar margenoot+
Dat en dedic omme gene dincGa naar margenoot+
Anders dan dat ic niet en woude,Ga naar margenoot+
Dat dese edele leringe soudeGa naar margenoot+
85[regelnummer]
Den Dietscen lieden verholen wesen,Ga naar margenoot+
Die geen Walsch en connen lesen,Ga naar margenoot+
Noch geen Walsch en verstaen.Ga naar margenoot+
Want ic hope sonder waen,Ga naar margenoot+
Dat sy selen daer omme bediGa naar margenoot+
90[regelnummer]
Vriendelike bidden voir my,Ga naar margenoot+
Omme dat ic die pine bestoet.Ga naar margenoot+
Want die leringe die es goetGa naar margenoot+
Beide ter zielen ende ten live,Ga naar margenoot+
DieGa naar voetnoot2) ic hier na bescrive.Ga naar margenoot+
95[regelnummer]
Die boec, daer icse ute trac,Ga naar margenoot+
Es geheten die wise Sidrac,Ga naar margenoot+
Na enen clerc, wijs ende fijn,Ga naar margenoot+
Was philosophe ende astronomijn,
Die God alsoe hadde vercoren,
100[regelnummer]
Dat hijt al wiste te voren,Ga naar margenoot+
Dat in de werelt soude gevallenGa naar margenoot+
Ende hoe sy inden soude met allen;Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+[Van firmamenten ende van planeten,
Hoe der inglen coor sijn gheheten,
105[regelnummer]
Dit was hem algader cont.
Hout voor eenen vont,
| |
[pagina 4]
| |
Die beter es menichfout
Danne ghesteente, zelver of gout,
Want vele beter es wijshede
110[regelnummer]
Danne enighe erdsche rijchede.
Ga naar margenoot+Want dese bouc hevet in
Der warelt fundament ende beghin
Ende oec zal hi doen verstaen,
Hoet metten achtersten zal gaen,
Daer de warelt zal nemen fijn;
(115)[regelnummer]
Ende de welke behouden zal sijn
Als God de warelt zal domen
Ende hoe si ter bliscap sullen comen
Metten inglen daer boven;
Ende oec die werden verscroven
(120)[regelnummer]
Ende gheworpen in die pine,
Hoe hem in die helle staet te sine,
Van vagheviere ende van paradise mede
Ende oerbare leringhe in menigher stede,
Waer of wi ons zouden hoeden,
(125)[regelnummer]
Die Sydrac leerde, die vroede,
Eenen onghelovighen coninc,
Hiet Boctus, die hem leerde dese dinc.
Doe hine metter gracie van Gode
Hadde bekeert te sinen ghebode.
(130)[regelnummer]
Dit was naer Noe VIIIc iaer
Ende XLVII daer naer.
Dese Sydrac was van Gode vercoren
Ende van den geslachte van Japhette geboren.
Nu bid [ic] Jhesum van Nazarenen,
(135)[regelnummer]
Dat hi mi wille verlenen
Macht, sin ende ghesonde
Ende te levene zo langhe stonde,
115[regelnummer]
Dat ic dit werc bringhe toe
Ende mijn leven betren zoe,
(140)[regelnummer]
Dat ic daer naer sciere
Come te ghenadighen vagheviere.
Daerbeit zal mi wesen zwaer,
120[regelnummer]
Want ic oud was vichtich iaer,]
(145)[regelnummer]
| |
[pagina 5]
| |
Ende hebbe versleten nochtan
Met dichtene minen sin,Ga naar margenoot+
Daer sonder ic nemmeer en ben.Ga naar margenoot+
125[regelnummer]
In dichte niet, dat weet wale,Ga naar margenoot+
(150)[regelnummer]
Dien boec ute altemale:Ga naar margenoot+
Vanden cruden latic uut
Ende vanden stenen die virtuit,Ga naar margenoot+
Ende oec eenderhande sotterieGa naar voetnoot1),Ga naar margenoot+
130[regelnummer]
Die men sonder astronomieGa naar margenoot+
(155)[regelnummer]
Niet toe gebringen en can;Ga naar margenoot+
Het es te swaer elcken man;Ga naar margenoot+
Ende oec some ander dinc,Ga naar margenoot+
Die my int herte niet en ginc,Ga naar margenoot+
135[regelnummer]
Hebbic al gelaten uut.Ga naar margenoot+
(160)[regelnummer]
Nu hulpt my Goids bruit,Ga naar margenoot+
Maria vol van genaden,Ga naar margenoot+
Ende staet my in stadenGa naar margenoot+
Voer des Vaders Sone van hemelrike,Ga naar margenoot+
140[regelnummer]
Dien ghi droechtGa naar voetnoot2) menschelike.Ga naar margenoot+
(165)[regelnummer]
O Maria, reine vat,Ga naar margenoot+
Wanen soe quam u dat,
Dat God ende ghi allene
Enen sone hebt gemene.
145[regelnummer]
Hy es Vader gebenedijt
Des Soens daer ghi moeder af sijt,
Ende die selve Sone es God.
Seker hy es herde sot
Ende vele meer dan ontsint,
150[regelnummer]
Die dese vrouwe niet en mint,
Die de Vader alsoe minde,
Dat hy sinen heylegen Geest sinde
In hore omme die dinc,
Dat sire den Sone by ontfinc.
155[regelnummer]
Dus quamen in hare scone
Beide die heilege Geest ende die Sone,
Die een God sijn metten Vader.
Dus heeft syGa naar voetnoot3) algader
Die drievuldicheit in hare;
160[regelnummer]
Daer by eest openbare
Dat haer niet en es ontseit
| |
[pagina 6]
| |
Vander edelre Godheit,
Daer by sy es ghevoeget scone
Daer boven inden oversten trone,
165[regelnummer]
Daer die ingelen singen hoge.
Hier met latic dese prologhe.
|
|