Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Nieupoort hout u vaste.
PAulus dat Ga naar margenootawtvercoren vat
Hy sach in swerelts heyr
Wel op ghy Borgers van Syon der stat
Stelt u vromelick ter weyr
Hier en Ga naar margenootbgaet ons gheen slapen aen
Ick sie Ga naar margenootcde valsche werelt
Met alle onse vyanden op staen.
Paulus.
Wel op alle Gods ruyters knechten
Siet Ga naar margenootddat ghy u vromelick weert
De werelt coemt ons bevechten
Grijpt Ga naar margenooteGods woort dat tweesnijdende sweert
Om u vyanden mede te slaen
Wie totten Ga naar margenootfeynde vroom sal blijven
Die sal goeden Ga naar margenootgloon ontfaen.
Werelt.
Paulus, met alle Gods knechten fijn
Wat zijdy dus wel ghemoet
Wilt onder my werelt ghevanghen zijn
En leven Ga naar margenoothna vleesch en bloet
Ick sal u gheven deer wellusten spel
Met groote Ga naar margenootischatten en rijckdommen
Sal ick u dienen seer wel. | |
[Folio 270r]
| |
Syon.
Hoe souden wy ons gevangen gheven
Wy en zijn noch niet vervaert
Wy verbeyden een Ga naar margenootkander leven
Belooft door Christum vermaert
Hy gheeft ons zijn knechten Ga naar margenootlgoeden moet
En daer toe noch gheschoncken
Zijn costelicke dierbaer bloet.
Werelt.
Syon laet af u vermeten
Of ick sal u bestormen seer fel
Ghy wert van my verbeten
Door persequeren en vervolghen snel
En dat nu met menich valsch ingien
Sal ick u gaen beschieten
Ghy en sult my niet connen ontvlien.
Syon.
Werelt laet af u rasen
Met al u quaet nijdich ghespuys
Wy kennen seer wel u blasen
Met al u valsch abuys
Te vergeefs toont ghy aen ons u cracht
Christus ons alder Heere
Heeft u benomen u Ga naar margenootmmacht.
Werelt.
Syon ghy hoopken Ga naar margenootncleene
V vyanden zijn een groot ghetal
Ick en bestorme u niet alleene
V vyanden zijn oock binnen en over al
Ghy en contse al ghekennen niet
Maer comet so ick meene
Ick sal u brenghen int verdriet.
Syon.
Christus onser alder Ga naar margenootoCapiteyn
Och wilt u stede Syon bystaen
En bewaertse int Ga naar margenootpgheloove reyn
Door u Goddelick woorts vermaen
Verlost ons alst u sal duncken tijt
Want tis om uwer eeren
Dat wy hier dus zijn benijt.
| |
[Folio 270v]
| |
Christus.
Hoort mijn poorters van Syoen
Die int gheloove zijt gheplant
Wilt u haestelick ten strijde spoen
En blijft in mijns Ga naar margenootqwoorts verstant
Totten tijt vanden Hemelschen Vader beset
Dan sal ick in mijn heerlickheyt comen
En u lieden dan doen ontset.
|
|