Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Tantum ergo Sacramentum.
OPdat hooveerdich Ga naar margenootaopgheblasen
Niemant tot roemen wort Ga naar margenootbbecoort
T'roemen niet den wijsen man, maer dwasen
Somen wel weet toebehoort
So die in haer wijsheyt rasen
Raed' ick te achten op Ga naar margenootcGods woort.
Ons goet werck, als wt ons vermogen
Is sondich, Ga naar margenootdenckel ydelheyt
| |
[Folio 269r]
| |
Van ongherechticheyt doorvloghen
Bedroch, Ga naar margenooteboosheyt, hier gheseyt
Al ons doen, en neerstich poghen
Is met swackheyt te mael becleyt.
Niemant sy dan te gheenen fijne
So opgheblasen, oft verdooft
Dat hy Godes wercken divijne
Hem toe schrijve, Ga naar margenootfoft ghelooft
Zijn wijsheyt, cracht, oorspronck t'zijne
Want sulck' God zijn eere berooft.
Onbequaem zijn voorwaer bevonden
Adams Ga naar margenootgkinderen door den val
Tot goet doen, Ga naar margenoothdoorwortelt in sonden
Van boven tot beneden al
Soot blijct aen des Schrifts oorconden
Haer boosheyt Ga naar margenootiis sonder ghetal.
Can een Moor Ga naar margenootkooc tot eeniger heuren
Veranderen zijn huyt bekent
So canmen oock goet in u speuren
Die tot t'boose zijn ghewent
Hier in moet elck willen keuren
Die niet gantschelick en is blent.
Waer af sullen haer dan berommen
Smenschen kinderen in dit pleyn
Wiens beste werck haer mach verdommen
Can niet bestaen, Ga naar margenootlis onreyn
Voor Gods aenschijn boven sommen
Claer, overdenckt dit groot en cleyn
Den Aerdt dunct hem reyn en schoone
Hoe wel Ga naar margenootmhy vuyl is ende stinckt
Eer hy ghewasschen is ydoone
Van zijn dreck, dit overdinckt
Beschaemtheyt crijcht hy te loone
En schande wie dat sulcx voort drinckt.
Ghy roemers die u Ga naar margenootnniet en schamen
Te roemen dat ghy Christen zijt
En hebt slechs maer de bloote namen
Vander waerheyt zijt ghy wijt
Tfy schaemt u voort aen der blamen
Gaet Ga naar margenootobetert u, tis meer dan tijt.
| |
[Folio 269v]
| |
Hebt ghy wt Ga naar margenootpghenaden ontfanghen
T'gheloofs gave seer excellent
Waer Ga naar margenootqdoor wy salicheyt erlanghen
Hoe zijt ghy dus insovent
Dat ghy u doort roemen laet vanghen
Daer ghy t'gheloof Gods Ga naar margenootrgaef bekent.
Wie roemt Ga naar margenootsberoeme hem des Heeren
Hy is niet die hem selven rijst
Ghepresen, naer Godes woort leeren
Maer dien die de Heere Ga naar margenoottprijst
Dus ligghet al int verneeren
V een kint Gods t'zijne bewijst.
|
|