Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Mon Pere ma donne Mary.
O Heere Ga naar margenootaGod ghebenedijt
Die alleen Ga naar margenootbvol goetheyts zijt
V wil ick loven met jolijt
Mijn Ga naar margenootcleven lanck
Dat ghy my bloot
Van Hel Ga naar margenootden Doot
Stelt Ga naar margenootevry en vranck
Daer ick nochtans was selden vry
Door Ga naar margenootfde sonden, die quelden my
En vleesch en bloet die stelden by
Menschen Ga naar margenootgverstant
Dus was mijn Ga naar margenoothlijf
Ghebonden stijf
In desen bant.
En als ick de Ga naar margenootiPapisten liet
De Duyvel quam met listen siet
De welcke my een Christen hiet
Op tselve pas
My dochte saen
Door zijn vermaen
Dat ick een was.
Als ick Ga naar margenootkmy selven wel besie
Voor een sondaer Ga naar margenootlick my belie
En sulck verstant ick nu bevrie
Dwelck Ga naar margenootmneder velt
Die Ga naar margenootndoor een schijn
Wilt Ga naar margenootoheylich zijn
En wel ghestelt.
Menich spreect met verheugenden moet
En leeft verblijt in vreuchden soet
| |
[Folio 264v]
| |
En seyt dat hy veel deuchden doet
Van dat hy heeft
Het is hem leet
Dat Ga naar margenootpelck niet weet
Dat hy wat gheeft.
De mensche is een Ga naar margenootqverdorven dier
Int goede Ga naar margenootrgantsch ghestorven schier
Waer door hy heeft verworven hier
Den Ga naar margenootsloon der doot
Hy stuypt, hy niecht
En hy bedriecht
Hem selven groot.
In hem is gheen Ga naar margenoottschriftwetenheyt
Liefde Ga naar margenootvis in vergetenheyt
En spreeckt noch in vermetenheyt
God Ga naar margenootxis met my
Hy is voorwaer
Verre van daer
Ghelooft dat vry.
Met siet Ga naar margenootyLiefde verduwen och
Het mocht elcken wel gruwen doch
Het onbescheyden suwen noch
Tverstant is cleyn
En drincket niet
Zijn spijse siet
Is Ga naar margenootzu onreyn.
Menich die draecht inwendich quaet
En zijn herte ellendich staet
En denckt om een behendich raet
Te vinden fijn
Hoe hy door nijt
Yemant tot spijt
Sal connen zijn.
Elck wil nu met de groote gaen
Al sou liefde int bloote staen
Sathan wil metten poote slaen
Elck wacht hem nu
Dat Ga naar margenootahooveerdy
Gheen heerschappy
En heeft in u.
| |
[Folio 265r]
| |
Heel niet men nu op de Ga naar margenootbWet past
Dats door Sathan diet belet vast
En stuert dat d'een een besmet last Op Ga naar margenootcdander leyt
Ondraghelick
Tis claghelick
Datment verseyt.
God sal also niet zijn ghestilt
Want hy van ons Ga naar margenootdmeer heeft ghewilt
Dat Ga naar margenooteelck na hem sal zijn ghebilt
Is zijn ghebodt
Wie anders leert
Die is verkeert
En Ga naar margenootfteghen God.
Hier baet party noch teghenstrijt
Noch Ga naar margenootgghebruyck op gheleghen tijt
Alleen dat ghy ghesleghen zijt
In u ghemoet
Laet u zijn leet
Al onbescheet
Hebt Ga naar margenoothliefde goet.
Een Christen die God heeft besint
Met zijn naesten hier leeft bemint
En als hy hem in Ga naar margenootisneef bevint
Hy sucht en schreyt
God (segt) hy siet
Heeft ons so niet
Den wech bereyt.
Die so liefde bewesen vry
Alsmen Ga naar margenootkhier naer verresen sy
Voor God bereyt
Liefde, hoort my
Die Ga naar margenootlblijft ons by
In eewicheyt.
Nu wild' ick wel hebben gheweynst
Siet toe die nu leven gheveynst
En die hem beter heeft bepeynst
Als Ga naar margenootmeen sondaer
Ghy trockt een lijn
| |
[Folio 265v]
| |
V loon sal zijn
Ghelijck Ga naar margenootnhier naer.
Oorlof menschen, siet nu bet toe
Dat u Sathan gheen belet doe
En u int Ga naar margenootoeynt in zijn net hoe
Dats Ga naar margenootpeewich pijn
Om dat ghy zijt
Een Ga naar margenootqypocrijt
Voor Gods aenschijn.
|
|