Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse. Het was een meysken vroech opghestaen.
O Vleesch, hoe hebt ghy my Ga naar margenootamisleyt
En valschelick bedroghen
Een Ga naar margenootbslave ghemaeckt der boosheyt
My de vryheyt ontoghen
Die verwarf, ons als starf, Ga naar margenootcChristus den bitteren doot
Wt Ga naar margenootdgrooter liefden crachtich
Groot Ga naar margenootedader, goet Ga naar margenootfVader, noothelper Ga naar margenootginder noot
Zijt ws Ga naar margenoothverbonts ghedachtich
Om uwen Name groot.
Tvleesch heeft my een lanck termijn
Seer grouwelick doen dolen
Mijn siele brocht Ga naar margenootiin sdoots ghepijn
Gheleyt in Sathans scholen
Ick beclaecht, seer vertzaecht, eylacen nu ter tijt
Wilt mijns Ga naar margenootkghenadich wesen
Heer geven, verheven, door uwe goetheyt wijt
Eenen Ga naar margenootlnieuwen gheest ghepresen
Mijn God ghebenedijt.
O lieve Ga naar margenootmVader u aenschijn
Keert doch van my mijn sonden
Bewaert Ga naar margenootnmy int gheloove dijn
Na en tot allen stonden
Ick bekent, ic was verblent, Ga naar margenootobuyten t'verbont voorwaer
Sonder God, vol onvreden
| |
[Folio 266r]
| |
Heer leert my, Ga naar margenootpen keert my, in uwe wegen claer
Vergheeft mijn Ga naar margenootqovertreden
O barmhertighe Vaer.
V ooren Ga naar margenootrneycht, O Heere ras
V dienaer wilt verhooren
En wilt my niet slaen op dit pas
Straffen in uwen toren
Int gherecht, met u knecht, Ga naar margenootsen wilt Heere niet gaen
Ghedenckt ons cranck vermoghen
Maer ontfaen, Ga naar margenoottniet versmaen, altijt lieflick bystaen
In al ons lieder doghen
Heer na ws woorts vermaen.
V salichmakende Ga naar margenootvwoort soet
Dat doet my tot u comen
Zijt mijns ghenadich Ga naar margenootxHeere goet
En wilt my niet verdomen
Al ist spa, al om ghena, Ga naar margenootygheroepen goede Heer
Lieve slaet my gheen swijcke
Ontfermt, erbermt, vergheeft de Ga naar margenootzschult veel meer
My arm vat van Ga naar margenootaslijcke
Ellendich cranck en teer.
Siet mijn jammer, Ga naar margenootbdroefheyt, ellent
Druck, arbeyt sonder vruchten
Tquaet Ga naar margenootcneemt wech, weldoen in my prent
Merckt mijn Ga naar margenootdsmert, commer, suchten
Mijn quale, te male, is incurabel quaet
Vol eyselicx verseeren
De duyvel, doot en hel, alom voor ooghen staet
Wie sal mijn schande keeren
So ghy my Ga naar margenooteHeere afgaet?
Onghehoorsaem, Ga naar margenootfsondich, mismaeckt
In des Ga naar margenootgdoots strick ghevanghen
Met vreesen der hellen gheraeckt
Badt Ga naar margenoothick met groot verlangen
| |
[Folio 266v]
| |
Bewaert my, en spaert my, Ga naar margenooticrachtighe Heere groot
Wilt mijn siele troost gheven
Doe ic dachte, verwachte, op Godes goetheyt bloot
Heeft hy my opgheheven
Gheholpen wter noot.
Hoe Ga naar margenootkmachmen zijn so verdult
Inder Ga naar margenootlsonden slaep gherusten?
Eylaes ick kent, het was mijn schult
Ick leefde Ga naar margenootmnaer t'vleeschs lusten
Seer belast, gh'eel ontpast, Ga naar margenootnghevaen in doots ghewelt
Van God ghekeert Ga naar margenootoonsochte
T'was al Ga naar margenootpvree, so t'vleesch see, ongheloof behielt t'velt
T'ginck al wel, so my dochte
Vrees Ga naar margenootqwas aent zijdt ghestelt.
Gantsch Ga naar margenootrmoede, so dat my verdroot
Op den wech der sondaren
Slapende swaerlick Ga naar margenootsinden doot
Vol angst, druck en beswaren
Seer bange, so lange, Ga naar margenoottde ware Medecijn
My soetlick Ga naar margenootvontwaeckte
Tot hy quam, en wech nam, al de versmaetheyt mijn
Ick zijne Ga naar margenootxgoetheyt smaeckte
Wilde ghenadich zijn.
Desen swaren wech seer Ga naar margenootyverblent
Gaende als d'onvertsaechde
Totter doot reyckte den ent
Nochtans Ga naar margenootzmy wel behaechde
Berader, Ga naar margenootaontlader, Ga naar margenootballer bedructer hoop
Toeganck, Ga naar margenootcen onsen Ga naar margenootdvrede
Ons hier doet, in het goet, Ga naar margenootevolherden desen loop
Onsen pays, Ga naar margenootfsalichede
Cocht ghy gheenen Ga naar margenootggoe coop.
Hout Ga naar margenoothmy op den rechten ganck
Coemt mijn cranckheyt te moeten
| |
[Folio 267r]
| |
Laet u woort mijn leven lanck
Een Ga naar margenootilicht zijn mijnder voeten
V waerheyt, sgeests claerheyt, die blijft my altijt by
Dat ick als inden Ga naar margenootkdaghe
Vaste sta, rustich ga, en niet Ga naar margenootlen stoote my
Op dat ick u Ga naar margenootmbehaghe
Maeckt my van sonden Ga naar margenootnvry.
Ghy die op sHeeren toecoemst Ga naar margenootowaeckt
In rechten gheloof brandich
Beneersticht uwen roep, Ga naar margenootpvast maeckt
Blijft totten eynde Ga naar margenootqvolstandich
Vlijtich schuwt, en verspuwt, svleeschs begheerten boos
Zijn lusten sonder Ga naar margenootrschromen
Neerstich cruyst, en verduyst, Ga naar margenootsen wederstaet altoos
Staet Ga naar margenoottna het volcomen
Aenhoort des Ga naar margenootvHeeren voos.
Ick danck u Vader menichfout
Der Ga naar margenootxgonst ende ghenaden
Dat ghy my Ga naar margenootyvoor u kint noch hout
Hebt niet willen versmaden
V goetheyt, Ga naar margenootzsgheests soetheyt, O Heere ick bekent
En is niet om Ga naar margenootadoorgronden
Vaste borcht, Ga naar margenootbdie daer sorcht, voor die hem tot u went
Wie sal u deucht Ga naar margenootcvermonden,
O Heere excellent?
Crachtich Ga naar margenootdGod, alleen heylich, wijs
Gheeft Ga naar margenootedat wy u al vreesen
Sterckt ons door uwes gheests jolijt
En laet ons hier gheen Ga naar margenootfweesen
Maer ons sent, Ga naar margenootgmaeckt bekent, u woort claer over al
Wilt elck, God int ghemeene
Recht geven, Ga naar margenoothte leven, in dit ellendich dal
Door ws gheests bystant reene
Bevrijt ons Ga naar margenootivoor misval.
|
|