Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Te Mey als alle Vogelen singhen.
ONtwaect ghy menschen over al
Siet wat u Christus gheven sal
Rijst Ga naar margenootawt den slaep der sonden
Op dat wy moghen groot en smal
Vrome campers zijn bevonden.
Wilt u Ga naar margenootbbekeeren wt liefden soet
En Ga naar margenootcbidt altijt met groot ootmoet
En wilt lanckmoedich wesen
Hoort na Christus woorden goet
So wert u siele ghenesen.
Ghy Ga naar margenootdzijt ons trooster, ons toeverlaet
Dus willen wy doen na uwen raet
En ons van u Ga naar margenooteniet keeren
Op dat wy niet en comen te laet
Met Ga naar margenootfde dwasen in veel oneeren.
Hy roept Ga naar margenootgons alle groot en cleyn
Coemt totten levenden water reyn
Om niet sal ickt u gheven
Ghy zijt versoent door my alleyn
Waer voor so wilt ghy beven.
Van hem Ga naar margenoothcoemt alle salicheyt
Hy is Ga naar margenootide wech, en de waerheyt
Die daer leyt totten leven
Coemt Ga naar margenootkal tot my, so Christus seyt
Ick en sal u niet begheven.
| |
[Folio 229v]
| |
Wilt u fonderen op Christus woort
En Ga naar margenootlwandelt in zijnder liefden voort
En wilt daer niet af scheyden
Laet ons houden Ga naar margenootmeendrachtich accoort
En laet u niet verleyden.
Hy heeft ons Ga naar margenootngeroepen tot een lichaem
Als kinderen tot zijnen dienst bequaem
So Paulus schrijft warachtich
Totten Ephesien vintment staen
Zijt dit altijt ghedachtich.
Een Ga naar margenootogeloove, een Doopsel, eenen Heer
Wacht u van verkeerde leer
Die daer niet en comen
Met Christus woorden over een
Want God salse verdomen.
Wy moetense Ga naar margenootpschuwen gelijck fenijn
Willen wy van Christus Ga naar margenootqschapen zijn
Die hooren zijn stemme crachtich
Dus volcht hem na, verstaet wel mijn
In zijn Ga naar margenootrweghen stantvastich.
Sijn Ga naar margenootsjock is soet, zijnen last is licht
Siet datghy Ga naar margenoottuwen naesten sticht
En wilt van Gods woort vermonden
Op dat ghy niet en wort verplicht
Onder het jock der sonden.
Christus Ga naar margenootvheeft ons so seer bemint
Meer dan een Ga naar margenootxmoeder haer eyghen kint
Alsomen mach aenschouwen
Hy en laet Ga naar margenootyoock niet, dit wel versint
Al die op hem betrouwen.
Looft den Princelicken Heere jent
Die ons de waerheyt maect bekent
Door zijnen Ga naar margenootzGheest van boven
Die ons Christus nu heeft ghesent
En wilt hem altijts loven.
|
|