Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Dat ick om een schoon vrouwe moet sterven.
O Ga naar margenootaWaerheyt, hoe zijt ghy nu vertreden
Op de straet ghy nu ghevallen zijt
So wie afstaet zijn quade zeden
En Christum belijt // sonder respijt
Versteken, Ga naar margenootbverjaecht, en oock benijt
Is hy van alle menschen obstinaet
Die altijt verachten // met alder crachten
Dat eewich Goddelick zaet.
Waert Ga naar margenootcons niet geseyt te voren
Ick soude so seer verwondert zijn
Dat sy, die alle boosheyt orboren
Wtspouwen moghen haer fenijn
Verleyden, Ga naar margenootdbedrieghen, hoereren fijn
Dobbelen, tuysschen, sweeren onbevreest
Persequeren, en tribuleren
Al die leven na Gods gheest.
Die stelen, rooven ende moorden
| |
[Folio 226v]
| |
Die zijn op eenighe plaetsen vry
Maer wie belijdt Gods soete woorden
En die daer na levende zy
Over die so roept de werelt, fy
Hy moet hem versteken, en dickwils vlien
Nergens wesen, en mach hy onbeknesen
Van alle die de waerheyt benien.
Turcken, Ioden, en Sarazijnen
Ende Heydens een groot ghetal
Die sietmen hier en daer verschijnen
En gaen met vreden over al
Comenschap hanteren, breet en smal
Midts dat sy ghevende zijn tribuyt
Maer daer en is ter Ga naar margenootewerelt expres
Gheen vrydom voor Christus bruyt.
Wilt dit in u herte vesten
Ghy die vervolcht zijt hier en daer
Dat de Ga naar margenootfVogelkens hebben nesten
En de Voskens hoolkens, dats openbaer
Maer Christus de Sone des menschen voorwaer.
En hadde niet om te rusten zijn hooft
Volcht desen Ga naar margenootgHerder, men vint geen werder
Hy Ga naar margenoothmaect elck salich die in hem ghelooft.
Maer die ghemeynschap willen maken
Met desen herder excellent
Die moet hemselven eerst Ga naar margenootiversaken
En draghen zijn Ga naar margenootkcruyce tot int ent
So sal hy wesen altijt present
Haer Ga naar margenootlgheleyden in zijne Majesteyt
Haerlieden loonen, en vrolick Ga naar margenootmcroonen
Door zijn groote barmherticheyt.
Die dit Liedeken eerst heeft ghesongen
Die en weet niet te seggen waer dat hi woont
Seer nau so was hy bedwonghen
De werelt hem cleyn vrientschap toont
Maer Ga naar margenootnop den Heer hy vromelick stont
Die hem can helpen wt allen dangier
En bewaren, Ga naar margenootovoor de boose scharen
Die hem vervolchden met liste hier.
|
|