Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Il estoit vne filette genty, &c.
O Heylige Ga naar margenootakinders, gesegende vaten
Warachtighe Ga naar margenootb1.Ioan.2.1. Ambassaten, in Christo fijn
Tempelen des Ga naar margenootcHeeren, vercoren Legaten
Gheeyscht wt alle staten Ga naar margenootddoor d'woort divijn
Laet ons nu verheughen, en vrolick zijn
Eewige vreucht is ons door Christum jent
| |
[Folio 225r]
| |
Onse Ga naar margenooteverclaghers die ons aendeden pijn
Zijn heel verstroyt, ontroost en oock gheschent
Haer beroemen hooch en stout
En verdoemen menichfout
Haer verclaghen
T'allen daghen
Heeft aen ons gheen macht
Want onse Ga naar margenootfVorst die domineert met cracht
Over de doot, en s'Duyvels quaet gheclach
Nu mogen wy, vry spreken dach en nacht
Wie isser nu, die ons Ga naar margenootgverdoemen mach.
Wie wilter verclagen Ga naar margenoothGods wtvercoren
In Christo nieu herboren, Ga naar margenootidoor d'eewich zaet
T'recht is gestreken, Gods strangen toren
Heeft den strijt verloren, door Christus daet
En leven nu Ga naar margenootkdoor des ghelooves raet
Ons can van Sonde noch Helle niet misschien
Want wy nu zijn gestelt in Christus staet
En daer hy is, daer zijn wy oock ghesien
Allegader Ga naar margenootlwel bekent
By den Vader excellent
Also crachtich
En so machtich
Als zijn eenich Soon
Want dat de Wet Ga naar margenootmhiesch in onsen persoon
Dat heeft ons Christus voldaen door zijn verdrach
Dies weest verblijdt, en singt met claren toon
Wie isser nu, die ons verdoemen mach.
Nu is dat Ga naar margenootnhantschrift, dat aen ons was ghewesen
Tot ons drucx genesen, in tween geschoort
En zijn so Ga naar margenootoerven in Christo ghepresen
| |
[Folio 225v]
| |
Wy die nieu zijn verresen, door t'crachtich woort
Wy zijn in Christo, Christus ons toebehoort
In eenen Ga naar margenootplijve vereenicht t'alder tijt
En zijn so borgers in Sion voort en voort
Eewich Ga naar margenootqvercoren, tot zijn eerlick jolijt
Zijn verdiensten triumphant
Is ons eyghen onderstant
Zijn verrijsen
Weert om prijsen
Is ons troost en slot
Wy zijn zijn kinders, en hi ons eenich God
Die ons ghebracht heeft totten claren dach
So dat Ga naar margenootrwy seggen vry wt, tot s'Duyvels spot
Wie isser nu, die ons verdoemen mach?
De duysent Ga naar margenootsponden die wy schuldich waren
Over so menich jaren, zijn gantsch vervult
Niemant mach eyschen, noch ons beswaren
Wy connen verclaren, in betaelder schult
Ons verworden brieven, door Christus groot ghedult
Die hy ons t'eenen Ga naar margenoottonderpant heeft gestelt
Vreucht over u sy, want ghy ons wijcken sult
O strael Ga naar margenootvder doot, u cause hebdy vertelt
D'overwinnen ons gheschiet
Stelt de sinnen wt verdriet
Christus trouwen
Can ons houwen
Voor den helschen gloet
Nu roemen wy op ons gheschoncken goet
Door Godes geest verseghelt, als hy plach
Dies weest ghetroost, en segt met goeden moet
Wie isser Ga naar margenootxnu, die ons verdoemen mach?
Prince O kinders, met vreucht in allen tijden
Mogen wy wel verblijden, van herten waer
Hoe wy verlost zijn wt s'doots ghesmijden
| |
[Folio 226r]
| |
En s'Duyvels bestrijden // door Christum eerbaer
Nae zijnder Ga naar margenootyGodheyt, is hy ons Vader claer
En na den vleesche, is hy ons Ga naar margenootzbroeder reen
Wie sal verclaghen zijn kinders allegaer
Daer ons God bevrijt, van s'doots geween
Ons vyanden groot en cleyn
Zijn tot schanden alghemeyn
Die ons plaechden
En verclaechden
Voor Gods Majesteyt
In Christus lichaem zijn wy door d'woort gheleyt
En heeft ons brocht met hem in s'vreuchts ghewach
Dies wy als voren segghen met claer bescheyt
Wie isser nu, die ons verdoemen mach?
Vreest den Heere. |
|