Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: O waerheyt hoe zijt ghy.
MEnsche misdadich Ga naar margenootavol sonden smadich
Wilt geensins Ga naar margenootbwesen disperaet
Christus genadich, Ga naar margenootcwert u veradich
En ghy wt gront des herten tot hem gaet
Suchtende Ga naar margenootdweent voor u misdaet
God sal vergeten u sondich fenijn
Ons Ga naar margenootesonde schadich, droech hy gestadich
Coemt Ga naar margenootfal tot desen medecijn.
Int openbaer, van elck sondaer
Heeft hy veel liever Ga naar margenootgt'leven dan den doot
Coemt allegaer, Ga naar margenoothtot dien outaer
Daer meuchdy vinden Ga naar margenootitroost in alder noot
Versoect zijn bloedighe wonden root
Dat is de Ga naar margenootkthroon der gratien fijn
Hy is claer, ons Middelaer
Coemt al tot desen Ga naar margenootlmedecijn.
Christus Ga naar margenootmverresen, gesont maect desen
Die tot hem Ga naar margenootncoemt met een geloove vast
| |
[Folio 206r]
| |
Hy hevet bewesen, also wy lesen
Aen Centurions Ga naar margenootoknecht seer belast
Christus die heeft hem aenghetast
Dis hy ghenas van zijnen ghepijn
Christus ghepresen, wilt hem genesen
Coemt al tot desen Ga naar margenootpmedecijn.
O Christe almachtich, hebt lof eendrachtich
De selve ons noot tot u gratie soet
Dit bleec warachtich, ghy wert gedachtich
Den Ga naar margenootqblinden gheboren daer hy stoet
Hy riep tot u den schamelen bloet
V Godlickheyt deet ghy hem aenschijn
Hy was deelachtich, in u gratie crachtich
Coemt al tot desen medecijn.
Desen blinden geboren, hiet hy al voren
Hem wasschen tot eenen water gaen
Daer hy heeft verloren, so ghy meucht horen
Zijn verblintheydt daer hy mede was bevaen
By desen water Ga naar margenootrmach elck verstaen
Zijn bloedich wonden claer als wijn
Daer meuchdy versmoren, u sondich toren
Coemt al tot desen Ga naar margenootsmedecijn.
Bidt sonder vermijden, God tallen tijden
So volchdy Ga naar margenootttvrouken van Cananeen naer
Groot was haer lijden, in allen zijden
Haer dochter zijnde in lijden swaer
Sy riep op Christum door t'gheloove eenpaer
Al weygherde hy haer een lanck termijn
Alsulck bestrijden, wert haer verblijden
Coemt Ga naar margenootval tot desen medecijn.
Hoort zijn oorconden, men sal de honden
Niet geven sprack God der kinderen broot
Dats waer bevonden, was haer vermonden
Maer onder de tafelen vanden heeren groot
De hondekens Ga naar margenootxeten cruymkens ter noot
O wijf, groot ist' gheloove dijn
| |
[Folio 206v]
| |
D'welck heeft ontbonden, u kint van sonden
Coemt al tot desen medecijn.
Laet ons des Ga naar margenootyHeeren, lof vermeeren
En singhen eewich zijn barmherticheyt
Hy Ga naar margenootzwilse eeren, die tot hem keeren
So Christus selve geeft gheseyt
Lof hebbe Ga naar margenootazijn goedertierenheyt
Sy gaet te boven al de wercken zijn
Na Ga naar margenootbDavids leeren, met uwen seeren
Coemt al tot desen medecijn.
Hy heeft zijn leven, voor ons ghegheven
Al waer hy Ga naar margenootcdoot, soo wie in hem betrout
Wert levendich beseven, ons sondich sneven
Heeft hy versoent Ga naar margenootdaent cruyce menichfout
Al en hebdy schat, silver noch gout
Coemt al tot hem, Ga naar margenootehy en eyscht u niet een twijn
Die hem aencleven, werden verheven
Coemt al tot desen medecijn.
Ons sondige wichten, O God wilt verlichten
Ghy hebt ons liever Ga naar margenootfdan een moeder haer kint
Helpt ons bevichten, Ga naar margenootgdes vyants schichten
Want u licht ooc over den sondaren schijnt
Als over Ga naar margenoothden goeden, so men bevijnt
Die door u gratie divijn
Haer sinnekens stichten, sullen niet swichten
Ghy zijt ons wapen, ende medecijn.
|
|