Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– Auteursrechtvrij
[Folio 205r]
| |
Na de wijse: Sion wilt u vergaren.
Mijnen Ga naar margenootasterfdach is nu ghecomen
Om Christus name soet
O Heer en wiltse niet Ga naar margenootbverdomen
Die hier storten mijn roode bloet
Sy moeten haer versadighen
Die bloedighe Ga naar margenootcWolven fel
O Heer ontfangtse Ga naar margenootdin ghenade
Die u woort bewaren wel.
Twee Monicken wilden my vragen
Alle mijn sonden onversaecht
In biechten en in secreten
Welck ick niet en heb ghewaecht
Alle mijne sonden onreene
Biecht Ga naar margenooteick voor God in mijnen noot
Hy roept ons alle ghemeene
Coemt Ga naar margenootf tot my cleen ende groot.
De Monicken wilden my straffen
Vreest ghy u niet ghy ketters gast
Men sal u int vyer gaen tassen
Hoe sult ghy dan zijn te past
Dat Ga naar margenootgcruyce is mijnt herte
De Heere Ga naar margenoothstaet my nu by
Om Christus naem lijd' ick smerte
Maer vliet ghy Wolven van my.
De tijt begonste te ghenaken
Na het stadthuys dat ick toe ginck
Men sach Ga naar margenootiGod met my waken
Mijn siel oock Ga naar margenootkaen hem hinck
Al met een Ga naar margenootlvast betrouwen
Int gheloove seer abondant
Christus Ga naar margenootmtrooste my in mijn benouwen
Al met zijnen woorde playsant.
De sententie wort ghestreken
De doot die volchde daer naer
O Heer Ga naar margenootnen willet dit niet wreken
In de verrijsenisse claer
O Heer troost my Ga naar margenootoint sterven
| |
[Folio 205v]
| |
Dat bid ick u by dien
Al moet mijn Ga naar margenootpvleesch verderven
Blijschap moet my hier na gheschien.
O God mijn Heer almachtich
Mijn siel Ga naar margenootqwilt nu ontfaen
Ick geloove Ga naar margenootrin u goedicheyt warachtich
Dat het Christus al heeft Ga naar margenootsvoldaen
Gheervet in Ga naar margenoottzijn rijcke
Om niet de tijt volbrocht
Al zijn wy Ga naar margenootvghemaect van slijcke
Met zijn bloet Ga naar margenootxheeft hy ons ghecocht.
Die ons dit Liedeken dichte
Gelicken was zijnen naem
Wt liefde dat hy het stichte
Wilt dit doch wel verstaen
Op dat wy moghen naervolghen
Christus Ga naar margenootyvoetstapen saen
So moghen wy onverbolghen
Int rijcke der Hemelen gaen.
|
|