Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Alsoot begint.
IN s'doots Ga naar margenootaghewelt lach ick gevaen
Door mijn eyghen sonden verloren
| |
[Folio 178r]
| |
Hadde niet Ga naar margenootbs'Vaders goetheyt gedaen
Waer Ga naar margenootcdoor hy ons heeft vercoren
Dies hy ons zijn sone int lant
Tot eenen Ga naar margenootdverlosser sant
Die Ga naar margenootes'Duyvels macht seer crachtich
Soude benemen fier
Door zijn Ga naar margenootfdoot goedertier
Dies sy hem lof eendrachtich.
Want Ga naar margenootggeen middel en was ter werelt siet
Om my te lossen wt s'doodes banden
Vrijen Ga naar margenoothwille noch gheen wercken niet
Noch geenderleye Ga naar margenootiofferhanden
Als sonde-offer eenpaer
Ende oock brantoffer claer
Met veel reyninghe groot van valueren
En ander Ga naar margenootkGodsdiensten reyn
Die Aaron dede int pleyn
En waren al maer figueren.
Besnijdenisse Ga naar margenootlende ooc t'Paesschelam
Met t'gulden jaer, vrienden ghepresen
Gheen misdaet of sonde afnam
Dies moesten wy oock verdoemt wesen
Naer s'Vaders gerechticheyt
So de Schriftuere seyt
Want Ga naar margenootmwie niet en was bevonden
Ghehoorsaem Ga naar margenootnde Wet
Die moeste hier wel op let
Zijn verloren, t'eewighen stonden.
Want daer en was op aertboden geen
Die de Ga naar margenootoWet conde volcomen
Ende dat naer Godes wille reen
Dus was ons loon het verdomen
Maer Gode de Vader divijn
Sandt Ga naar margenootpons zijnen Sone fijn
Gheboren Ga naar margenootqwten wijve
Hoe wel hy op dat pas
In Ga naar margenootrGods ghestalte was
Dede hy dit tot onsen gherijve.
Van Ga naar margenootsEdom so is hy gecomen certeyn
In bloetverwighe cleeren
| |
[Folio 178v]
| |
Al om de persse te treden alleyn
Om onse sonden ende seeren
Want de Vader delicaet
En vant gheen ander raet
Om te Ga naar margenootsstillen zijnen toorn onversadich
Dus hevet Christus soet
Aenghenomen Ga naar margenoottmet ootmoet
En was gheacht voor ons misdadich.
Want in Ga naar margenootvde doot hy hem gewillich gaf
Voor onse sonden onreene
Waer mede dat hy settede Ga naar margenootxden Duyvel af
Van zijn recht dat hy hadde ghemeene
Aen ons menschen cranck
Dus sy Ga naar margenootyhem lof en danck
Dat hy den Duyvel quaet om regieren
Sloech op zijnen poot
En Ga naar margenootzoverwan de doot
Met de Helle, naer Schrifts krepieren.
T'hantgeschrifte Ga naar margenootadat ons tegen was
Heeft nu Christus wt ghewreven
Ende geen offerhanden opt selve pas
En zijn nu meer overbleven
Vry heeft hy ons ghestelt
Maer niet met Ga naar margenootbeenich ghelt
Maer met zijnen dierbaren bloede
So Petrus belijt
Ons broeders u verblijt
Hem te loven en weest niet moede.
Want nu so moghen wy segghen vry
Wie can ons nu Ga naar margenootchier verdommen
Doot, Duyvel, Helle, of sulck ghekry
Hoochte, diepte, naer Paulus sommen
Want hy seyt een goet bediet
Wie dan ons Ga naar margenootdscheyden siet
Van de liefde Christi ons Heeren
Die hy tot ons draecht
Dus bid ick onvertsaecht
Wilt nu Gods lof vermeeren.
Dus ghy die hier ander middel soect
Om te comen ten Hemel binnen
| |
[Folio 179r]
| |
Dit Ga naar margenooteseg ick met Paulo, sy vervloect
Want Christus Iesus wt minnen
Seyt door Ioannem hoort
Een so soete een woort
Wie Ga naar margenootfhier sondicht t'eenighen daghen
Hebben sonder spot
Een Ga naar margenootgVoorspraeck by Godt
Dus Broeders en wilt niet vertsaghen.
O Princen, hy oock noch voorder secht
Dat hy de Ga naar margenoothversoeninghe onser sonden
Niet alleene en is, verstaet dit recht
Maer oock ten eewighen stonden
Is hier in dit dal
Voor s'werelts sonden al
Is dit niet troostelick om hooren
Wie soude nu voor grief
Schroomen Ga naar margenootiom sulck een lief
Wat ons oock mach comen voren.
|
|