Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Rijck God wie sal ick claghen.
ICk hoorde een Ga naar margenootaMaechdeken singhen
Met een so soeten gheluyt
My docht aen hare dinghen
Dat het Ga naar margenootbwas der Cantiken bruyt
| |
[Folio 168v]
| |
Ick stont een langhe poyse
En hoorde na haren sanck
Met een so lieffelicken voyse
Sanck sy haren Bruydegom danck.
Lof, Ga naar margenootchoocheyt, prijs, ende eere
Moet u van my gheschien
Mijn Bruydegom, mijn God, mijn Heere
Dat ghy my quaemt gesien
Met een ootmoedich lijden Verwont ghy Ga naar margenootdBabyloen
Willen wy met u verblijden
Wy moeten oock also doen.
De verholentheyt is Babels name
Die Ga naar margenooteooren heeft om te hooren, die hoort
Sy is de Ga naar margenootfwerelt wel bequame
En op my so seer verstoort
Mijn Bruydegom sal noch comen
En Ga naar margenootgwerpense inde gront
Hy sal Babylon verdoemen
Metten sweerde Ga naar margenoothvan zijnen mont.
Sout ghy niet willen swijghen
Bruyt Ga naar margenootidochter van Sioen
Ick sal u wel doen nijghen
Al waert ghy noch so koen
Ick ben van Saturnus gheslachte
Den onnooselen doe ick Ga naar margenootkongherief
Ick Ga naar margenootlverandere den dach in nachte
Met Antechrist mijn lief.
Ick ben verheven totten Hemel
Boven alle Coninghen rijck
Ick sitte op eenen Kemel
Die den Drake Ga naar margenootmis ghelijck
Ghelijck eenen Vorsch opt water
So is mijn beest over tvolck regent
Vrou Bruyt hout uwen snater
Of ghy wort van Antechrist gheschent
Ghy en derft u niet beroemen
Van ws Bruydegoms groote macht
Waer siet ghyse na hem drommen
Hy is Ga naar margenootnseer cleyne gheacht
| |
[Folio 169r]
| |
En ick hebse den Ga naar margenootowijn gheschoncken
Van mijn fenijnighe melck
Sy hebben al ghedroncken
Met my wter sonden Kelck.
Wy sullen u wel verdrijven
Wilt ghy onsen wille niet doen
Ick sal u wel doen Ga naar margenootpontlijven
Van Ga naar margenootqAntichrist u party
En het volck verblenden
Met leughenen Ga naar margenootren afgodery.
Wie soude my doen laten
Te singhen mijnen Bruydegom prijs
Die boven alle staten
Is rijck, machtich, ende wijs
Hy is de Ga naar margenootslevende God alleene
Zijn beloften sullen wesen waer
Al ben ick nu in weene
Ick verwachte een so blijden nieumaer.
Ontrent de middernachte
Hoorde ick so soeten gheluyt
Staet Ga naar margenoottop, weest in de wachte
Ontfangt de Bruydegom ende Bruyt
Want Ga naar margenootvBabel moet nu vallen
En Antichrist haren Boel
En de valsche Propheten alle
In Ga naar margenootxeenen vyerighen Poel.
|
|