Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Ick roep u O Hemelsche Vader aen.
ICk bid u Hemelsche Vader mijn
Wilt mijn Ga naar margenootaghebedt ontfanghen
Wilt mijnder doch ghenadich zijn
Al door de goetheyt dijn
Toont my u claer aenschijn
Na u Ga naar margenootbstaet mijn verlanghen.
Mijn sonden, O Heer // berouwen my seer
Och Ga naar margenootcwiltse my vergheven
End' Ga naar margenootdvernieut my noch altijt meer
| |
[Folio 160v]
| |
Dat ick my Ga naar margenooteheel om keer
Dat waer wel mijn begeer
Na uwe woort te leven.
Maect my toch weerdich, O Heere jent
Een Ga naar margenootfsteen tot uwen Tempel
Ghefondeert Ga naar margenootgop het fondament
Christus Ga naar margenoothu soon bekent
Dien ghy hier hebt ghesent
Ons Ga naar margenootitot een exempel.
Den Ga naar margenootkwech die is hy voorghegaen
Die valt mijn vleesch seer banghe
Dus wilt my Heere altijt bystaen
In gheenen noot versmaen
Hout my op de recht baen
Dat bid ick u door sanghe.
Coemt my te hulpe, O Vader goet
Wilt mijn Ga naar margenootlgheloof vermeeren
Een Ga naar margenootmbloeyende ranck ws wijnstocx soet
Maect my al metter spoet
Die na u wille doet
Dat is al mijn begeeren.
Wilt my hier oock maken bequaem
O Heer der heyrscharen
Een lidt te zijn Ga naar margenootnaen u lichaem
Ghy dat Ga naar margenootoHooft, so ick raem
Door u heylighe Naem
Wilt Ga naar margenootpmy vant quaet bewaren.
In sonden ben ick ontfanghen hier
En oock daer in gheboren
Mijn boose vleesch en heeft gheen tier
Het hout Ga naar margenootqgeern zijn manier
Helpt my dat ickt bestier
Oft t'is met my verloren.
O Heer nu wilt my gheven raet
Wat sal ick toch beginnen
Mijn vleesch is Ga naar margenootrgheneghen tot quaet
Den Ga naar margenootsGheest dat wederstaet
Ick roep tot u om baet
Dat ickt mocht overwinnen.
Weest niet verslaghen leden teer
| |
[Folio 161r]
| |
Ick sal u Ga naar margenootthaest ontladen
Al stelt hem u vleesch seer hart te weer
Drucket toch altijt neer
En schickt u na mijn leer
Ick sal u niet versmaden.
Vant vleesch u niet verwinnen laet
Nu noch tot gheenen tijden
Ick sal u haest comen te baet
Mijn woort stelt u de maet
Besiet wat daer in staet
Dat sal u doen verblijden.
Merct wat haer wert belooft ghewis
Die hier t'vleesch Ga naar margenootvoverwinnen
Sy sullen ontfaen de croon gheris
Dus weest blijde en fris
Daer Ga naar margenootxvreucht sonder eynt is
Die gheen mensch en can versinnen
Dus strijt volherdich totter doot
Ick Ga naar margenootysal u niet verlaten
Maer helpen u wt alder noot
Wt rechter liefden bloot
Door barmherticheyt groot
Wilt dit in u herte vaten.
Ick sal Ga naar margenootzcieren met cleeders wit
Die hier volherdich strijden
Dus voor t' gheloof Ga naar margenootawaect en bidt
V sal ghebeuren dit
Dat ghyGa naar margenootbop mijnen stoel sidt
Sonder eynden noch tijden.
Troost u met dees beloften reyn
O ghy mijn wtvercoren
Mijn goet sal u worden ghemeyn
En acht dit noch niet cleyn
In mijn rijcke certeyn
Daer sult ghy vreucht orboren.
Die dit Liedeken heeft ghestelt
Ende eerstmael ginck dichten
Wort van zijn vleesch seere ghequelt
Den gheest doetet oock ghewelt
Zijn lust ter neder velt
| |
[Folio 161v]
| |
O Heere door u verlichten.
|
|