Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Damour my pleyn.
HOe lustich staet, den Mey nu in saysoene
Gebloessemt siet, met bloemkens gracieus
Hoe sietmen t'zaet Ga naar margenootader waerheyt schoon en groene
Wt Ga naar margenootbspruyten schier, door menich amoreus
Hoe sietmen nu, den Ga naar margenootcBruydegom ioyeus
Seer glorieus, zijn Bruyt Ga naar margenootdghebenedijden
Wie hoorde oyt, van dit so precieus
Melodieus
Wie Ga naar margenooteist die leeft, hy en soude verblijden.
Ons is den nacht der Ga naar margenootfduysterheyt ontvaren
Den somer soet verschijnt door Christum jent
Elcx herte lacht, door Zions openbaren
Noyt tijt soo goet, en was ons doch bekent
Babylons cracht, sal werden corts gheschent
| |
[Folio 119v]
| |
Elck is gewent, om Gods woorde te laden lijden
Den Ga naar margenootgregen cout, den winter heel verblent
Is ons absent
Wie ist die leeft, hy en soude verblijden.
Hoe sietmen fijn, de beecxkens rustich vloeyen
Dat is Ga naar margenoothGods geest, die elcken nu moveert
De rancxkens zijn, seer jeuchdelic int bloeyen
Dats die nu meest, in sheeren woort studeert
Hoe sietmen nu, Gods kinders gheaccoutreert
Onghecesseert, tot Babylons bestrijden
Der sonnen licht, elcken nu repareert
Hier op gloseert
Wie ist die leeft, hy en soude verblijden.
Hoe hoortmen bly, de Ga naar margenootitortelduyve singen
Met blijschap groot, t'onsen trooste valiant
Den Ga naar margenootkWijngaert vry, die sietmen nu wtspringhen
De duyfkens bloot, die groeyen triumphant
Den nieuwen most, is ons nu abondant
Aen elcken can, och noyt lustigher tijden
Hoe hoortmen de Ga naar margenootlBruyloft-bidders te hant
Mannen constant
Wie ist die Ga naar margenootmleeft, hy en Ga naar margenootnsoude verblijden.
Hoe Ga naar margenootobloeyt Gods woort, voor Princen en Princessen
In dit saysoen, noyt tijt so wel ghedaen
Hoe Ga naar margenootpwort gehoort, de Predicantsche lessen
Hoe sietmen koen, de lely wijt ontdaen
Hoe hoortmen nu de kinderkens ontfaen
Gods recht vermaen, by ons aen allen zijden
Hoe Ga naar margenootqspreect den gheest, coemt drinckt vry onbelaen
Wilt u versaen
Wie ist Ga naar margenootrdie leeft, hy en soude verblijden.
|
|