Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Vader onse in Hemelrijck.
HEmelsch Vader Ga naar margenootaontfermt doch my
Ick ken dat ick een sondaer sy
Ick hebbe ghedwaelt en ghesneeft
Na uwen wille niet gheleeft
Dies Ga naar margenootbghy my vaderlick castijt
En toocht dat ghy ghenadich zijt.
Ick danck u Vader menichfout
Dat ghy Ga naar margenootcmy voor u kint noch hout
D'welck Ga naar margenootdick mercke aen u castijen
Dat Ga naar margenooteal u kinders moet gheschien
Anders Ga naar margenootfliepen sy heel verdwaelt
Als een die vanden weghe faelt.
V castijen Ga naar margenootgis my seer goet
Ick Ga naar margenoothwilt ontfanghen met ootmoet
Want Ga naar margenootighy geesselt doch alle kint
Het welcke Ga naar margenootkghy dwalende vint
Als ghijt Ga naar margenootlwederom sult ontfaen
En Ga naar margenootmniet laten verloren gaen.
Alst Ga naar margenootnint castijen zijn schult bekent
Ende hem wederom tot u went
Na Ga naar margenootouwen vaderlicken aert
En Ga naar margenootphout ghy hem voor gheen bastaert
Maer Ga naar margenootqontfangt hem voor u kint soet
En Ga naar margenootrd'bruylofts cleet ghy hem aen doet.
In u huys ghy hem weder leyt
Een Ga naar margenootsmaeltijt hebt ghy toebereyt
Daer ghy hem door ws soons weldaet
Zijn Ga naar margenootthongherighe siel versaet
Die als een onbevlect Lam
De doot hier voor ons sterven quam.
Eenen Ga naar margenootvoffer hebt ghy ghedaen
Die Ga naar margenootxeewelick sal blijven staen
Op dat daer door worde ghespijst
Die oprechte boete bewijst
Met Ga naar margenootywille om te doene voort
| |
[Folio 113r]
| |
Al dat ghebiet u heylich woort.
Op dat ick so worde ghesint
Sterct my door uwen soon bemint
En Ga naar margenootzgheeft my Vader uwen gheest
Op dat ick worde onbevreest
Dat Ga naar margenootaick oock spreke door mijn mont
Wat u behaecht tot alder stont.
Tot Ga naar margenootbprijs ws soons ghebenedijt
En tot mijns naesten profijt
Tot Ga naar margenootcbeschaemtheyt O Vader God
Die Ga naar margenootdmet u woort drijven spot
Dat Ga naar margenootehy daer door oock sy ghesticht
Die wandelen in u claer licht.
Vader Ga naar margenootfghy hebt al mijne schult
Vergheven, op dat sy vervult
Dat Ga naar margenootguwen mont ghesproken heeft
Dies mijn herte niet meer en beeft
Vwen Ga naar margenoothgheest versekert mijnen sin
Dat Ga naar margenootiick Vader u sone bin.
Acht Ga naar margenootkghy my voor u soon bequaem
So ben ick oock erfghenaem
Door Ga naar margenootlChristum die my heeft ghecocht
End' in u Ga naar margenootmghenade ghebrocht
Door zijn Ga naar margenootndoor ende dierbaer bloet
Waer door hy my Ga naar margenoototroost gheeft en moet.
O goetheyt Ga naar margenootpGods ongrondelick
V liefde Ga naar margenootqonvermondelick
Wie sal Ga naar margenootrGodes bermherticheyt
Volprijsen inder eewicheyt
Die hy ons wt ghenaden schinct
Wel hem diet wel te rechte bedinct.
|
|