Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse. Nu lovet mijn.
CHy Christen Broeders te same
Die Ga naar margenootana de waerheyt hakende zijt
Beroert, beswaert, vol blame
Door de veelheyt der Ga naar margenootbSecten nu ter tijt
Die hier in Ga naar margenootcSchapen cleeren
Doorloopen, Ga naar margenootdDorp, Stede, ende Lant
Om haer dwalinge te vermeeren
Deur een puer vol onverstant.
D'eerste belofte gegeven
Adam Ga naar margenooteons Vader int Paradijs
Doen hy was gevallen in sneven
Verdraeyen sy met veel glosen onwijs
Want duytlick sprack God onbesweken
Dat Ga naar margenootfVrouwen zaet soude voorwaer
Den cop vanden serpente breken
Dats Christus een vrucht van haer.
Maer dit so Ga naar margenootgwillen sy nu gloseren
Al met een Gheestelick bedien
Seggende, t'can niet passeren
Dat Christus soude wesen van dien
Want Maria stack int sondich beswijcke
Ende so soude oock Christus moeten zijn
Want gelijcke baert haers gelijcke
Is haer redene op elck termijn.
Het vernuft geven sy veel meer stede
Dan Godes Woort alsomen siet
Want Ga naar margenoothde beloften die God Abraham dede
En David, en luyden anders niet
Dan dat in haren zade alleene
Alle Heydens souden zijn gebenedijt
| |
[Folio 109r]
| |
Dies noemt Ga naar margenootkEsaias seer reene
Christum een vrucht van Davids iolijt.
Want Esaias seyt met woorden expeerdich
Datter een roede soude Ga naar margenootlopgaen
Een spruyte wt zijnder Wortel weerdich
En de roede is Maria, hoort dit vermaen
Ende die spruyte Christus vol trouwe
Dies Ga naar margenootmPaulus seyt, hier wel op glooft
Dat hy gemaeckt is wter vrouwe
Hoe wel sy blijven by hare propoost.
Naer dien dat de Ga naar margenootnkinderen warachtich
Gemeynschap hebben met vleesch en bloet
Is hy oock op der selver wijse deelachtich
Om dat hy soude leggen onder voet
Die des doots ghewelt hadde sonder maten
Twelc Ga naar margenootowas de Duyvel, dit wel gloseert
Ende op dat hy soude comen ter baten
Die hier nu zijn ghetemteert.
Want daer in hy heeft Ga naar margenootpgeleden
Can hy helpen, nu op dit pas
Wy die hier nu zijn bestreden
Want dat de Wet onmoghelick was
So sant God zijnen Sone naer den heesche
En de verdoemde de sonde vol fenijn
Op dat de Wets actie aen den vleesche
In ons Ga naar margenootqvervullet soude zijn.
Daeromme Ga naar margenootrBroeders so moeste hy certeynich
In als zijnen Ga naar margenootsBroeders wesen gelijck
Wtgenomen de sonde alleynich
Om te zijne een Overste Priester autentijc Ende een Ga naar margenoottMiddelaer faveurich
Tusschen den Vader ende ons eenpaer
Want een Middelaer moet nateurich
Tot beyde gelijck gesint zijn, dits claer.
Wat waret van Paulus bewijsen
Daer hy seyt, Ga naar margenootvso Christus is opgestaen
So sullen wy oock verrijsen
Indien hy een ander lichaem heeft aengedaen
| |
[Folio 109v]
| |
Het Argument en soude niet Ga naar margenootxdooghen
So Christus een ander lichaem heeft
Dus Broeders doet open u ooghen
En niet langher so grouwelijck en sneeft.
Inden Doop sy jammerlick sneven
Na dien sy dwingen opt Ga naar margenootyopentlic woort
En selve haer vrouwen gheven
S'heeren Ga naar margenootzNachtmael, alsomen hoort
Ende en connen in gheenen daghen
Betoonen een opentlick bevel
En doen dat sonder vertsaghen
Wten Ga naar margenootasin der heyliger Schriften wel.
Hier hoortmen nu ter steden
Hoe dat niet en is dan onverstant
So te dringhen op een reden
Daer sy nochtans wel bedrijven int lant
Sulcx, sonder exempele rene
Als te Ga naar margenootbscheyden man ende wijf
Vanden anderen, om sake cleene
Alsomen hoort in haer bedrijf.
O ghy Princelicke Princieren
Noch dwalen sy in meer, hoort mijn vermaen
Als te verdoemen, Ga naar margenootcdie haer regieren
Ende den genen die den Ga naar margenootdeedt toe staen
Al sietmense daghelicx hier sterven
Om sulcke puncten als ghy hoort
Sulcx doet den Hemel niet erven
Naer Ga naar margenootedien het strijt teghen Gods woort.
God werct den wille, ende t'volbringhen. |
|