Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijs. Vanden Mey.
DEn lustelicken Mey Christus playsant
Vol aller deuchden groene
Is door den Ga naar margenootaHeylighen Gheest als nu gheplant
In alle gheloovighen coene
Die tot desen Meyboom schrijt
Wort van sonden quijt
Zijn vreucht en al zijn leven
Wil hem Christus minnelijck gheven.
Het vriesen, het Ga naar margenootbsneeuwen is nu al gedaen
De winter en mach ons niet dwinghen
De Ga naar margenootcWet des ouden Testaments is al vergaen
De liefde moet Ga naar margenootdal volbringhen
Die vast aen Ga naar margenooteChristus liefde cleeft
Ende lief zijnen broeder heeft
Als Ga naar margenootfhem selven na Paulus leeren
Hy volbrenghet de Wet des Heeren
| |
[Folio 71r]
| |
De vogelkens singen op dat groene hout
So vrolick onbedwonghen
Dat zijn de Enghelkens menichfout
Ende alle gheloovighe tonghen
Dese Ga naar margenootfsinghen nu, Glorie fijn
Moet Christo in die Hemelen zijn
Paeys Mannen ende Vrouwen
Die Ga naar margenootgop zijn woort betrouwen.
Die Meyboom Christus so jeuchdich bloeyt
Met deuchden menigerhande
Hy heeft ons met zijnen dauwe bespoeyt
Zijn Ga naar margenoothbloet tot eenen onderpande
Coemt Ga naar margenootialle die belast zijt, ende slaeft
Tot my, seyt hy, ghy wort ghelaeft
Ick sal u ontladen van sonden
Mijn Iock is licht bevonden.
Sijn Godlick woort is een gebloeyet rijs
Daer wy op moeten beeten
Dwelck is Ga naar margenootkbesegelt na Gods advijs
Met Ga naar margenootlChristus bloedich sweeten
Hy heeft den Helschen Vyant groot
De Ga naar margenootmSonde, ende eewighe Doot
Verwonnen tot allen daghen
Ende al onsen last ghedraghen.
Coemt ter Ga naar margenootnfonteynen, die so overvloedich staet
Wilt vanden water drincken
Het welcke tot in dat eewich leven gaet
Christus wilt ons minnelick schincken
Want daer vloeyt wt Christus buyck
Levende water tot onsen ghebruyck
Den heylighen Gheest eersame
Schenckt hy wt liefden t'onser vrame.
Ghelooft sy die Meyboom victorieus
Die ons God schanck wt minnen
Wiens Ga naar margenootogheslachte van Iuda coragieus
Een Leeu niet Ga naar margenootpom verwinnen
Christus den eewighen Mey
Die maeckt alle herten bley
| |
[Folio 71v]
| |
Met zijnen geeste jeuchdich
Die hem versoecken vreuchdich.
O Prince Iesu Meyboom [gebenedijt]
So lustelick ontloken
Ontfanget ons in u armkens wijt
Aent Ga naar margenootpcruyce voor ons ghebroken
Ghy zijt onsen troost, en al ons vreucht
Alleenlick by uwer deucht
So worden wy deelachtich
In ws Vaders rijcke warachtich.
|
|