Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Ick heb ghedragen wel seven Iaer.
BRoeders en susters en Ga naar margenootavreest doch niet
Al zijt ghy hier in dit verdriet
Al om Gods woort
Ghy Ga naar margenootbmoet toch niet ghewelde, siet
Door de Ga naar margenootcenghe poort.
Het rijcke der hemelen lijt ghewelt
Ghy zijt nu inde Ga naar margenootdproeve ghestelt
Als t'gout int vier
De hayren Ga naar margenootews hoofts zijn al ghetelt
Weest toch goedertier.
Al is dat vleesch ghelijck een glas
De Heere can u stercken ras
In uwer noot
| |
[Folio 52r]
| |
Blijft Ga naar margenootftoch volstandich op dit pas
Tot inden doot.
En Ga naar margenootgvreest doch niet ghy cleyne schaer
Het is de rechte waerheyt claer
Sijt dies wel vroet
Al vallet hier den vleesche swaer
Hebt doch goeden moet.
So Ga naar margenoothwie vast op den Heere betrout
Hy troost haer dick en menichfout
Door Ga naar margenootizijnen Gheest
Och vrienden, al is dit vleesch benout
Zijt Ga naar margenootktoch onbevreest.
Laet Ga naar margenootlu lichten schijnen claer
Al voor de werelt openbaer
Als ghy sult staen
Al voor de wreede tyrannen daer
V oordeel ontfaen.
De Ga naar margenootmgroote stadt is u bereyt
Die seer vol alder goeden leyt
Trect vromelick aen
Zijn armen zijn wijt open ghespreyt
Om u te ontfaen.
Blijft totten eynde Ga naar margenootnvolstandich fijn
So sal t'gheloove behouden zijn
Bidt ende waect
God en vergheet tot geenen termijn
Die hem so ghenaect.
Al zijnse Ga naar margenootorasende ende verwoet
Al om te storten u lieden bloet
Ia t'lichaem schent
Gedenct Ga naar margenootpdat d'een vleesch t'ander doet
Dat neemt een ent.
Ick heb u geschonken wt liefden stout
En begeer dat ghijt my ten besten hout
Dit cleyne vermaen
Gods liefde die nemmermeer en vercout
Sal Ga naar margenootqblijven staen.
|
|