Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: O schoon mondeken root.
AL zijn mijn vyanden Ga naar margenootamenichfout
Die my omringhen
Noch en wil ick noch niet wesen cout
| |
[Folio 7v]
| |
Al ist datmen my hout
Onwetende ende stout
Om sulcke dinghen
Ick hebbe Ga naar margenootbeen troostelick woort
Van mijnen Vader, hier na hoort
Seyt hy my met accoort
Wilt niet schromen
Ick en wil u Weesen laten niet
Dus van my niet en vliet
Wat dat u hier gheschiet.
Ick sal u by Ga naar margenootccomen.
Ga naar margenootdIa ghelijck hem een Ga naar margenooteVader ontset
Over zijn kint reene
So ontfermt de Heere, hier op let
Ia noch voorwaer veel bet
Op die hier zijn Ga naar margenootfverplet
Over t'sondich gheweene
Of ander ghewelt of tyrannye
Die hier aen elcke zye
Wort nu ten desen tye
Bedacht warachtich
Van de Ga naar margenootgboose werelt quaet
Al door des Ga naar margenoothDuyvels raet
Die sy voren staet
Altijts eendrachtich.
Alwaer de werelt vol Duyvels schier
Om ons te verslinden
Wil ickse niet vreesen hier
Al makense Ga naar margenootigroot ghetier
Met water ende vyer
Dat sy hier vinden
Om ons te trecken van Christi leer
Met menich druck en seer
Die sy hier t'elcken keer
Nu bedincken
Maer laet ons Ga naar margenootkvrymoedich zijn
In alderley druck en pijn
T'sal Ga naar margenootlcorts nemen fijn
Tot haer vercrincken.
Want God de Heere weet voorwaer
| |
[Folio 8r]
| |
Wat wy wesen
Voor een Ga naar margenootmmaecksel openbaer
Na Davids belijden claer
Stof ende Aerde swaer
O vrienden ghepresen
Dies hy niet en wil voortan
Onse sonden mercken an
Sy zijn wijs ofte oock man
Maer wilse verdrijven
Ia so verre den Oosten es
Vanden Westen, verstaet expres
Naer der Propheten Davids les
Tot vreuchts verstijven.
So hooghe oock den Hemel certeyn
Is vander eerden
So laet God zijn ghenade ghemeyn
Over comen int pleyn
Die hem hier vreesen reyn
Met grooter weerden
Want onse leven dats Ga naar margenootnals hoy
En vergaet hier als stroy
Of als een bloeme moy
Die hier verdwint
Alsser een wint over comt
So ist om niet gheromt
Also ons David claer somt
Wel hier op tint.
Maer des Heeren goedicheyt minioot
Die duert altijden
Voor die hem vreesen bloot
T'sy cleyn ofte groot
In pijnen Ga naar margenootoende swaren noot
Door drucx beschrijden
Dus wil ick hebben goeden moet
Al is de Duyvel seer Ga naar margenootpverwoet
Om datmen gheen eere en doet
Of zijn dienaren
Dies hy hem nu tot ons went
Hier binnen dit convent
Met menich instrument
| |
[Folio 8v]
| |
Tot ons beswaren.
Prince, broeders en weest niet bedroeft
Al faelt u watte
En dat u God daeromme proeft
Midts dat hy Ga naar margenootpweet wat u behoeft
Ende u nu wat doorgroeft
Wat schaet u datte
T'is al een Vaderlicken aert
Dies hy u niet, t'dient verclaert
En achtet hier voor Ga naar margenootqeen bastaert
Naer Schrifts oorconden
Ghewillich nu datte lijt
Zijn toorne die keert subijt
Maer zijn goetheyt duert
Tot allen stonden
God werct den wille, &c. |
|