Die riddere metter mouwen
(1983)–Anoniem riddere metter mouwen, Die– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
Roman van den Riddere metter Mouwen
| |
[pagina 29]
| |
Dat begin vanden Riddere metter mouwenDat coninc Artur op dese
ureGa naar voetnoot2
Hilt een hof soe over groetGa naar voetnoot3
4[regelnummer]
In die stat te Kardeloet,Ga naar voetnoot4
Recht op enen tsinxen dach,Ga naar voetnoot5
Datmen nie gelijc des ne
sach.aant.Ga naar voetnoot6
Die coninc hi droech crone
doeGa naar voetnoot7
8[regelnummer]
Entie coninginne mede
alsoe.Ga naar voetnoot8
Daer was menech riddere te hove,
Stout ende van goeden
love.Ga naar voetnoot10
Die coninc hadde oec doen
maken
12[regelnummer]
Roet samijt ende
scarlakenGa naar voetnoot12
Mantel ende roc, vif hondert paer,Ga naar voetnoot13
| |
[pagina 30]
| |
Vol hermerijns wit ende
claer,Ga naar voetnoot14
Ende dor op blau sindael dor
houwen.Ga naar voetnoot15
16[regelnummer]
Daer waren ridderen ende
joncfrouwen,
Met diren clederen ende met goedenGa naar voetnoot17
Geaetsemeert, die hem wel
stoeden.Ga naar voetnoot18
Daer waren Vm ridders snel,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Van prise goet, wetic wel.Ga naar voetnoot20
Doe ginc die coninc messe
horenGa naar voetnoot21
Met menegen riddere ut vercoren.Ga naar voetnoot22
Erec ende Ydier, wet vor
waer,Ga naar voetnoot23
24[regelnummer]
Gingen vorden coninc daer
Met tween guldinen
roedenGa naar voetnoot25
Ende weerden die te bi stoden.Ga naar voetnoot26
Ydiers vader hiet coninc Verminc,
28[regelnummer]
Eres vader was Lac die
coninc;Ga naar voetnoot28
Dese waren edel ende rike.
Die coninginne dire gelikeGa naar voetnoot30
Volgede na met sconen
joncfrouwen
32[regelnummer]
-Vierwerf XX mochtmer scouwen-,Ga naar voetnoot32
Die alle gecleet sierlijc sijnGa naar voetnoot33
| |
[pagina 31]
| |
Met diren clederen sidijn.Ga naar voetnoot34
Der conninginnen leide Walewain
36[regelnummer]
Ende Perchevale in dat plainGa naar voetnoot35-36
Ende Lanceloet ende
Ductalas
Leetden Claretten, sijt
seker
das.Ga naar voetnoot38
Dus heefmen messe begonnen daer.Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Men sanc met noten scone ende claerGa naar voetnoot40
Ende doen die dienst was
gedaen,
Brachtmen water ende ginc
dwaen.Ga naar voetnoot42
Daer was ten etene gedient
wale.Ga naar voetnoot43
44[regelnummer]
Wat soude daer af
lange tale?Ga naar voetnoot44
Elc hadde daer sijn
gevoechGa naar voetnoot45
Dies hi wilde ende meer dan gnoech.Ga naar voetnoot46
Doen terde gerechte daer was
geten,Ga naar voetnoot47
48[regelnummer]
Swoer die coninc ende liet daer weten,Ga naar voetnoot48
Datmen niet soude eten vordGa naar voetnoot49
Eer daer niemare ware
gehord,Ga naar voetnoot50
Noch scoenlaken ward op gedaen.Ga naar voetnoot51
52[regelnummer]
Ende niet lange daer na saenGa naar voetnoot52
| |
[pagina 32]
| |
Quam een bode met
haestechedenGa naar voetnoot53
Al tote vore die zale gereden.Ga naar voetnoot54
Hi beette neder ende sijn
paertGa naar voetnoot55
56[regelnummer]
Vorden coninc ende groetten met sinneGa naar voetnoot57
Ende daer
na die coninginne.
Hi seide hi brachte ene niemare
60[regelnummer]
Die hem liver comen
wareGa naar voetnoot60
‘Bi enen anderen dan bi
mi.’Ga naar voetnoot61
Doe sprac die coninc: ‘Segt
mi wat si,Ga naar voetnoot62
Want ic moet ene niemare wetenGa naar voetnoot63
64[regelnummer]
Eer hier heden werd
volgeten.’Ga naar voetnoot64
Doen seide die knape met
droven
mode:Ga naar voetnoot65
‘Here Tristram, die goede,Ga naar voetnoot66
Es doet; ic litene opten vloeraant.Ga naar voetnoot67
68[regelnummer]
Licgen doen ic henen voer.Ga naar voetnoot68
Ysauden minne, sijns oems
wijf,Ga naar voetnoot69
Heeft genomen sijn lijfGa naar voetnoot70
| |
[pagina 33]
| |
Ende si es oec om sinen wille
doet.Ga naar voetnoot71
72[regelnummer]
Marcus, sijn oem, heeft rouwe groetGa naar voetnoot72
Beide om hem ende om
hare.Ga naar voetnoot73
Here, uwen orlof ic vare;Ga naar voetnoot74
Ic moet elre boetscap dragen.’Ga naar voetnoot75
76[regelnummer]
Doen hoerdemen sere clagenGa naar voetnoot76
Beide heren ende oec vrouwen.
Die coninginne sprac met
rouwen:Ga naar voetnoot78
‘Here, gereit u, vaert ten like.’Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Artur seide doe sekerlike:Ga naar voetnoot80
‘Ic sout harde node laten.’Ga naar voetnoot81
Hi bat doe alle die daer
saten,Ga naar voetnoot82
Dat si met hem souden varen.
84[regelnummer]
Si gereiden hem alle
sonder
sparenGa naar voetnoot84
Ende die coninc es vore gereden,Ga naar voetnoot85
Daer hem
menech volgede ter steden.Ga naar voetnoot86
¶ Die dach was scone ende
claer,Ga naar voetnoot87
88[regelnummer]
Die vogle songen oppenbaer.Ga naar voetnoot88
Doen hi niet verre was
gereden,
| |
[pagina 34]
| |
Quam een knape van sconen ledenGa naar voetnoot90
Ridende op een dravende part.Ga naar voetnoot91
92[regelnummer]
Doen hi der liede geware ward,Ga naar voetnoot92
Vrachdi wie die here ware.Ga naar voetnoot93
Men seit hem al oppenbare,Ga naar voetnoot94
Dat Artur ware, die coninc.Ga naar voetnoot95
96[regelnummer]
Die knape voer na dese dincGa naar voetnoot96
Tote Arture ende groettene
daer narenGa naar voetnoot97
Ende alle die met hem waren.
Doe sprac hi: ‘Edel coninc
fijn,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Hoe gerne soudic
riddere
sijnGa naar voetnoot100
Van uwer hant mochtet
wesen.’Ga naar voetnoot101
Die coninc antwerde hem na desen:
‘Vrient, ic ben nu haestech sere.Ga naar voetnoot103
104[regelnummer]
Vaerd te Kardoel; alsic kereGa naar voetnoot104
- Dat snieme sal sijn sonder
waen -,Ga naar voetnoot105
Ic sal u riddere maken
saen.’Ga naar voetnoot106
‘Dat lone u God,’ sprac hi daer naerGa naar voetnoot107
108[regelnummer]
Ende bevalse Gode
alle daerGa naar voetnoot108
Ende es gereden met haesten groetGa naar voetnoot109
| |
[pagina 35]
| |
Altehant tote CardeloetGa naar voetnoot110
Ende beette ende ginc in die zale.Ga naar voetnoot111
112[regelnummer]
Sin pard was
ontfangen wale,Ga naar voetnoot112
Want daer waren gersoene gereetGa naar voetnoot113
Die niet el en daden, Godweet.Ga naar voetnoot114
Die knape groette die coninginne
116[regelnummer]
Entie joncfrouwen
met soeten
sinne.aant.Ga naar voetnoot116
Doe seide die knape: ‘Ic gemoette hier biGa naar voetnoot117
Minen here, den coninc vri,Ga naar voetnoot118
Die mi hiet beiden om die
sakenGa naar voetnoot119
120[regelnummer]
Dat hi mi riddere
soude maken
Scire, alse hi weder quame.’Ga naar voetnoot121
Die coninginne seide: ‘In Goeds name.’Ga naar voetnoot122
Doen si dus spraken, hordense
daer
uutGa naar voetnoot123
124[regelnummer]
Van ere joncfrouwen
groet geluut.Ga naar voetnoot124
Die coninginne sach udeward gereetGa naar voetnoot125
Ende sach waer een riddere reet.Ga naar voetnoot126
Ene geessele haddi in die hant mede,Ga naar voetnoot127
128[regelnummer]
Daer hi groet leet
met
dedeGa naar voetnoot128
Ere joncfrouwen, die riep:
‘Owach’,Ga naar voetnoot129
Dire hi gaf menegen slach.Ga naar voetnoot130
| |
[pagina 36]
| |
Si riep: ‘Arme, dit motic gedogen!’Ga naar voetnoot131
132[regelnummer]
Hi sloechse dat haer
dbloet int ogenGa naar voetnoot132
Quam geronnen. Doen sach si
saenaant.Ga naar voetnoot133
Waer die coninginne was gestaenGa naar voetnoot134
Tere vinsteren om udeward sien.Ga naar voetnoot135
136[regelnummer]
Si sprac der coninginnen ane mettien:Ga naar voetnoot136
‘Ay coninginne, wel edele vrouwe,Ga naar voetnoot137
Ontfarme u hier van minen rouweGa naar voetnoot138
Die mi dese riddere nu doet.’
140[regelnummer]
Die coninginne ginc
metter
spoetGa naar voetnoot140
Daer her Keye siec lachGa naar voetnoot141
Ende clagede hem dit, doe sine sach,Ga naar voetnoot142
Hoe een riddere ene
joncfrouweGa naar voetnoot143
144[regelnummer]
Sere mesvord, ‘die mi op trouweGa naar voetnoot144
Bat, dat icse bescudden dade.Ga naar voetnoot145
Nu benic sere tenden rade:Ga naar voetnoot146
Hiers een riddere te hove
niet.’Ga naar voetnoot147
148[regelnummer]
Keye seide: ‘Gaet ende besietGa naar voetnoot148
Oft die knape die daer quam
nu,Ga naar voetnoot149
Riddere wilt werden hier doer u.Ga naar voetnoot150
| |
[pagina 37]
| |
Hi saelt harde gerne doen,Ga naar voetnoot151
152[regelnummer]
Hine si van quaetheide ontfloen.’Ga naar voetnoot152
Die coninginne ginc thant daer naerGa naar voetnoot153
Ende bat hem riddere te
werdene daer
Ende dat hi die joncfrouwe
bescudden
vare,Ga naar voetnoot155
156[regelnummer]
Die hi daer sach in
groten mesbare.Ga naar voetnoot156
Die knape sprac doe: ‘Edele vrouwe,
Dat doe ic gerne, semmine
trouwe!Ga naar voetnoot158
Tirst dat ic riddere ben
gedaenGa naar voetnoot159
160[regelnummer]
Ende ors ent wapene,
ic volge hem saen.’Ga naar voetnoot160
Die coninginne was blide desGa naar voetnoot161
Ende dedene wapenen, sijt
gewes,Ga naar voetnoot162
Met goden wapenen ende dire.Ga naar voetnoot163
164[regelnummer]
Daer na deetsi
bringen
scireGa naar voetnoot164
Enen swerten wapen roc
saenGa naar voetnoot165
Van sindale. Doe quam
gegaenaant.Ga naar voetnoot166
Een knecht ende brachte een
ors snel,
168[regelnummer]
Verdect ende gebreidelt
wel.Ga naar voetnoot168
Her Keye lenet der coninginnen.Ga naar voetnoot169
Een swerd brachtmen hierenbinnen,Ga naar voetnoot170
Een dat beste dat daer
was.Ga naar voetnoot171
172[regelnummer]
Die coninginne, sijt
seker
das,Ga naar voetnoot172
| |
[pagina 38]
| |
Gordet hem ende sprac hem an:Ga naar voetnoot173
‘Nu vaerd, God maec u goet man.’Ga naar voetnoot174
Doe quam Clarette gegaenGa naar voetnoot175
176[regelnummer]
Ute ere cameren ende gaf hem saenGa naar voetnoot176
Ene witte mouwe ende seide:
‘Here,aant.
Ga naar margenoot+God gesterke u in die
ere.Ga naar voetnoot178
Pijnt om die ere vroech ende
spadeGa naar voetnoot179
180[regelnummer]
Ende dient Gode in al
uwe dadeGa naar voetnoot180
Ende sire moder, onser Vrouwe,
Ende sijt hovesch ende
getrouwe.Ga naar voetnoot182
Hord messe gerne in elker
stede.Ga naar voetnoot183
184[regelnummer]
Dien gi hort prisen van goder
sede,Ga naar voetnoot184
Daerna werct, dat radic u
wel.Ga naar voetnoot185
Van nane, van roden, van die sijn fel,aant.Ga naar voetnoot186
Wacht u daer af in allen
tide.Ga naar voetnoot187
188[regelnummer]
In u herberge soe
sijt blideGa naar voetnoot188
Ende gelt oec gerne uwe scout.Ga naar voetnoot189
Weduwen ende wesen sijt altoes hout,Ga naar voetnoot190
| |
[pagina 39]
| |
Daer mense wilt veronrechten iet.Ga naar voetnoot191
192[regelnummer]
Dese erenberge, here, nu
siet,Ga naar voetnoot192
Die gevic u hier te desen,Ga naar voetnoot193
Dat gi altoes min ridder selt
wesenGa naar voetnoot194
Ende min
vrient, waer gi sijt.Ga naar voetnoot195
196[regelnummer]
Nu volget den riddere, het es tijt.’Ga naar voetnoot196
‘Joncfrouwe, God lone u,
ende tuwen wille,’Ga naar voetnoot197
Sprac hi, ‘benic lude ende
stille.’Ga naar voetnoot198
Die coninginne sprac doe saen:
200[regelnummer]
‘Clarette, dit was wel gedaen.’
¶ Dus voer die riddere wech
ter
vardGa naar voetnoot201
Ende Keye sprac ter coninginnen ward:Ga naar voetnoot202
‘Vrouw, min ors voerd hi daer henen;Ga naar voetnoot203
204[regelnummer]
Nembermeer sidi den
genen,Ga naar voetnoot204
Noch ic min ors. Wats oec
gesciet,aant.Ga naar voetnoot205
Hine volget den roden riddere
niet.
Al waerre X, hi soutse verslaen,Ga naar voetnoot207
208[regelnummer]
Wordi verbolgen. Ic
segt u saen,aant.Ga naar voetnoot208
Kindine, hine volgede hem
niet.Ga naar voetnoot209
Maer Clarette heeft wel
bespietGa naar voetnoot210
Haer scoenheide te gevene
enen
manGa naar voetnoot211
212[regelnummer]
Die vele bat derschen canGa naar voetnoot212
Ofte met ere ploech
eren,Ga naar voetnoot213
| |
[pagina 40]
| |
Dan vor enen riddere hem verweren.’Ga naar voetnoot214
Die coninginne sprac: ‘Her
Keye, u taleGa naar voetnoot215
216[regelnummer]
Es quaet; ic rade u waleGa naar voetnoot216
Dat gijs meer gewaget vor
mi.’Ga naar voetnoot217
Die riddere was daer noch soe bi,Ga naar voetnoot218
Dat hijt algader heeft
gehortGa naar voetnoot219
220[regelnummer]
Ende sweech alstille
ende reet
vordGa naar voetnoot220
Ende pensde, hi souts
gewroken
werden,Ga naar voetnoot221
Hine ontsonke hem inder
eerden.Ga naar voetnoot222
224[regelnummer]
Daer quam hi tere
wegesceden;Ga naar voetnoot224
In elke sach hi hoveslage baren.Ga naar voetnoot225
Doen ne wisti welken varen.Ga naar voetnoot226
Daer vernam
hi een magedekijn saen,Ga naar voetnoot227
228[regelnummer]
Die lambere hoetde.
Doe liet hi gaenaant.Ga naar voetnoot228
Sijn ors vaste te hare wardGa naar voetnoot229
Ende vrachde hare met snelre vardGa naar voetnoot230
Om enen riddere ende ene
joncfrouwe.Ga naar voetnoot231
232[regelnummer]
‘Here, si riden daer; groten
rouweGa naar voetnoot232
Moet den riddere geven onse Here.Ga naar voetnoot233
| |
[pagina 41]
| |
Hi sleet daer ene joncfrouwe soe
sere.Ga naar voetnoot234
Vaertse bescudden, des biddic uGa naar voetnoot235
236[regelnummer]
Si riden daer vore
niet sere nuaant.Ga naar voetnoot236
Ter rechter hant, seldi weten!’Ga naar voetnoot237
Die riddere es na hen
gesmetenGa naar voetnoot238
Ga naar margenoot+Ende quam gereden in een
wout,Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
Daer vogle in songen
menechfout.Ga naar voetnoot240
Die sanc bequam hem harde
wel.Ga naar voetnoot241
Mettien sach hi den riddere felGa naar voetnoot242
Ende riep dat hi ontbeiden
soude.Ga naar voetnoot243
244[regelnummer]
Die rode riddere niet
en woude
Ontbeiden, noch hine sach ommeGa naar voetnoot245
Ende sweech al stille alse di
stommeGa naar voetnoot246
Ende sloech die joncfrouwe maer te
meer.Ga naar voetnoot247
248[regelnummer]
Dies hadde die swerte
int herte seerGa naar voetnoot248
Ende sprac: ‘Her riddere, bi
mire trouwen,Ga naar voetnoot249
Tfernoy dat gi deser joncfrouwenGa naar voetnoot250
Doet, sal u berouwen sere.’
252[regelnummer]
Die rode keerdem met
enen kereGa naar voetnoot252
Ende sprac: ‘Du best een sot
vor waer,Ga naar voetnoot253
Dat gi mi comen dorst dus
naer.Ga naar voetnoot254
| |
[pagina 42]
| |
Bestaect mi, ic soudi te handenGa naar voetnoot255
256[regelnummer]
Hier beten doen met groten
scanden.’Ga naar voetnoot256
Die swerte ridder sprac doen saen:Ga naar voetnoot257
‘Mochtic uwes gedreiges ontstaen,Ga naar voetnoot258
Ic waende wel ontstaen uwer
daet.Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Bi Gode, gi sijt fel ende quaet,Ga naar voetnoot260
Dat gi dese joncfrouwe dus
slaet.’Ga naar voetnoot261
Alse die rode dat verstaet,Ga naar voetnoot262
Sloech hi met sporen ten
swerten wardGa naar voetnoot263
264[regelnummer]
Ende die swerte op hem ter
vardGa naar voetnoot264
Ende die rode stac met crachte
Den swerten dorden scilt
onsachte,Ga naar voetnoot266
Dat tspere brac. Die swerte
medeaant.Ga naar voetnoot267
268[regelnummer]
Stac den roden daer ter stede
Int canteel vanden scilde
weder,Ga naar voetnoot269
Dattie rode viel ter neder
Ende riep ende seide: ‘Hebs mins genade!aant.Ga naar voetnoot271
272[regelnummer]
Nu scinen hier mine
overdade.Ga naar voetnoot272
Gi sijt wel over mi
gewroken:Ga naar voetnoot273
Mijn arm ende III rebben sijn te
broken.’Ga naar voetnoot274
Ende doen die joncfrouwe hoerde
dat,Ga naar voetnoot275
| |
[pagina 43]
| |
276[regelnummer]
Dat hi dus genade bat,
Dankes sijs den riddere
sereGa naar voetnoot277
Ende Gode onsen liven Here.
Doe sprac si: ‘Edel riddere vri,Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Slaet hem thoeft af ende gevet mi.’Ga naar voetnoot280
‘Bi Gode, scone maget, dat si.’Ga naar voetnoot281
Hi trac tswerd. Doe bat
genadeaant.
Die rode. Die swerte sprac: ‘Hets te
spade,aant.Ga naar voetnoot283
284[regelnummer]
Gi moet die overdaet
copen saen,Ga naar voetnoot284
Die gi der joncfrouwen hebt gedaen.’
Doe riep hi der joncfrouwen an,aant.Ga naar voetnoot286
Dat hi werden wilde haer man,Ga naar voetnoot287
288[regelnummer]
‘Ende van al in u
genaden staen.’Ga naar voetnoot288
Doe seide die swerte riddere saen:
‘Joncfrouwe, also helpe mi
God,
Hi biet u een scone gebot.Ga naar voetnoot291
292[regelnummer]
Wat raetdijs?’ Si seide saen:aant.Ga naar voetnoot292
‘Al dat gi raed willic anegaen.’Ga naar voetnoot293
‘Soe radict u: al was hi fel,aant.Ga naar voetnoot294
Hi maget al noch beteren
wel,Ga naar voetnoot295
296[regelnummer]
Ende vaerd met hem te
Kardoel hier biGa naar voetnoot296
Tot Genevren, der coninginnen vri.
Ende groetse mi
oppenbareGa naar voetnoot298
Ende alle die gi vint met hare,Ga naar voetnoot299
| |
[pagina 44]
| |
300[regelnummer]
Ga naar margenoot+Van
minent
halven ende segt haer dan,Ga naar voetnoot300
Datse groet die selve man
Die si heden riddere dedeGa naar voetnoot302
Selve, met groter
hoveschede,Ga naar voetnoot303
304[regelnummer]
Om dat ic u bescudden soude nu.Ga naar voetnoot304
Goddanc, ic hebbe bescud u.
Nu sit op ende vaerd
gereetGa naar voetnoot306
Tote Kardoel ende dat u
heetGa naar voetnoot307
308[regelnummer]
Die coninginne, dat seldi
doen.Ga naar voetnoot308
Soe hebdi van uwer mesdaet perdoen,Ga naar voetnoot309
Dat gi an die maget hebbet
mesdaen.aant.Ga naar voetnoot310
Ende segt mi heren Keyen
saen,Ga naar voetnoot311
312[regelnummer]
Dat ic meer come in Arturs hof,Ga naar voetnoot312
In heb mi eer gewroken daer ofGa naar voetnoot313
Vanden lachtere die hi mi op teech,Ga naar voetnoot314
Heden doe ic van hove creech.’Ga naar voetnoot315
316[regelnummer]
¶ Die riddere seide:
‘U gebotGa naar voetnoot316
Salic doen, alselp mi Got.Ga naar voetnoot317
Ic hebbe becocht min overmoet.Ga naar voetnoot318
Nie en dedic joncfrouwen
goet.Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Heden gemoettic dese joncfrouwe vriGa naar voetnoot320
| |
[pagina 45]
| |
Ende enen riddere, dat seitsi mi,
Dat haer broder was die gene;Ga naar voetnoot321-322
Dien slogic doet. Met groten weneaant.Ga naar voetnoot323
324[regelnummer]
Ward die joncfrouwe
om hem saen.
(Groet leet hebbic haer sint
gedaen)Ga naar voetnoot325
Dien doetdic onverdient,
Godweet.’Ga naar voetnoot326
‘Nu vaerd ter coninginnen
gereetGa naar voetnoot327
328[regelnummer]
Ende valt hare hier
af te voet;Ga naar voetnoot328
Sine doet u nembermer els dan
goet.Ga naar voetnoot329
Ende dat ic u Keyen secgen hiet,Ga naar voetnoot330
Ic bids u, en vergetes niet.’Ga naar voetnoot331
332[regelnummer]
Doe seide die maget: ‘Gi hebt an mi
Ene vrindinne, soe waer ic si;Ga naar voetnoot333
Oec salic wesen u getrouwe.’Ga naar voetnoot334
Doe sprac die riddere metter mouwe:
336[regelnummer]
‘Wistic dat gijt wel sout helen,Ga naar voetnoot336
Ene dinc soudic u gerne
bevelen.’Ga naar voetnoot337
| |
[pagina 46]
| |
‘Jaic,’ sprac si, ‘met
goeder
trouwen.’Ga naar voetnoot338
‘Alse gi comt tot mire vrouwen,Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
Daer suldi ene wile
bi dagenGa naar voetnoot340
Ende na Claretten van Spangen vragen.
Ende alse gijs die stade
siet,Ga naar voetnoot342
Groetse mi en latets niet,Ga naar voetnoot343
344[regelnummer]
Stillekine, niet oppenbare,Ga naar voetnoot344
Ende segt van minenthalven hare,Ga naar voetnoot345
Dat icse minne ende sal na desenaant.
Haer lief ende haer riddere wesen.Ga naar voetnoot346-347
348[regelnummer]
Ende canic met wapinen verdinen dan,Ga naar voetnoot348
Datmen mi priest ende werde goet man,Ga naar voetnoot349
Soe doe mi doch in haren sen,Ga naar voetnoot350
Ende vernemtsi dat ic blode ben,Ga naar voetnoot351
352[regelnummer]
Soe sijs quite ende
alle wijfGa naar voetnoot352
Te pensene iet om min
lijf.’Ga naar voetnoot353
Die joncfrouwe seide: ‘Nu
geloves mi,
| |
[pagina 47]
| |
Magic hare sijn iet lange bi,Ga naar voetnoot355
356[regelnummer]
Ic doese u minnen,
wet vor waer.’Ga naar voetnoot356
Dus sijn si gesceden daer.Ga naar voetnoot357
Nu latic u vanden riddere blivenGa naar voetnoot358
Metter mouwen ende sal scrivenGa naar voetnoot359
360[regelnummer]
Vander joncfrouwen ende vanden riddere roet,
Die beide reden te Kardeloet.aant.Ga naar voetnoot361
|
|