Annotatie en interpunctie
Bij de annotatie van de tekst hebben wij vooral het oog
gehad op de nog onervaren lezer van het
Middelnederlands, die nog leren moet zich
stelselmatig van de grammaticale eigenaardigheden
van de taal rekenschap te geven. Laat hij dat na,
dan kan hij door verkeerd inzicht in de
syntactische structuur en door veronachtzaming van
de morfologie heel gemakkelijk tot verkeerd begrip
van de tekst komen. Maar ook daar waar hij, min of
meer cursorisch lezend, door het tekstverband de
inhoud van de verzen wel begrijpt, kan de
grammaticale samenhang hem ontgaan of zelfs
onjuist geïnterpreteerd worden. Wij hebben daarom
de eerste 800 verzen, d.i. ongeveer 20% van de
tekst, zeer uitvoerig geannoteerd. Daarna hebben
wij de annotaties geleidelijk spaarzamer
aangebracht. Door de gehele tekst heen echter
hebben wij telkens verwezen naar de vormleer van
Van Loey (Middelnederlandse
spraakkunst I) en
naar de
Middelnederlandsche
syntaxis
van Stoett, hoewel we ons van de
moeilijkheid en ook van de ontoereikendheid van
dit laatste werk volledig bewust zijn. Wij hopen
echter, dat de student, naarmate hij met zijn
lectuur vordert, door het herhaaldelijk raadplegen
van de aangewezen paragrafen de syntactische
structuren beter zal gaan doorzien. Voorts hebben
wij, naar wij menen meer dan gebruikelijk is,
pronominale verwijzingen opgehelderd. De ervaring
bij het onderwijs heeft ons geleerd, dat ook
enigszins gevorderde studenten daarmee vaak
moeilijkheden hebben.
De interpunctie van de tekst, de hoofdletters binnen de
versregels inbegrepen, is door ons aangebracht
overeenkomstig het moderne gebruik en afhankelijk
van onze interpretatie. Het verdient opmerking,
dat de woordgroep tfelle wout
als eigennaam functioneert en daarom met
hoofdletters geschreven wordt. De weinige
‘leestekens’ die in het hs. voorkomen, zijn niet
in de tekst opgenomen, maar worden afzonderlijk
vermeld in het paleografisch en codicologisch
commentaar. Als een punt in het hs.
toevalligerwijze samenvalt met een modern
leesteken, staat dit laatste uiteraard in de
tekst.
B.C. Damsteegt
M.J. van der Wal