Barber van de Pol
Zij
Hik wil ook wel eens in de spiegel kijken maar voor dat lukt is zij daar al met die ogen en die hooghartig krullende mond. Zij is de durfal die aan de lopende band onmenselijke opdrachten aanneemt, nee voorstelt. Als kind suisde zij met ogen dichtgeknepen van de pret op autoped de heuvel af terwijl hik rondkeek of er niet een hond aankwam die met zijn nervositeit het gevaar acuut maakte. Hik houd mijn hart vast en sla de krant op voor kritieken die zij niet leest.
Ze lacht wat af, gelijkgestemd met anderen, als je afgaat op de gezichten bij de bijeenkomsten waar ze te vaak heengaat. Hik heb haar met haar ogen zien draaien van vis-in-het-waterigheid terwijl hik aan haar rok trok omdat hik niet wist waar hik moest kijken. Queneau, Georges Perec, wat Barbarber was, daar houdt zij van. Of van Nabokov, die met zijn waardenvrij estheticisme de psychologie bespot. Hik vind dat betrekkelijk. Zij is een levende tautologie met haar stelregel dat alles is zoals het is en dat het zaak is het te zien. Hik lees de wetenschapsbijlage van de krant of een ingewikkeld gedicht, daar word je rustig van. Zij die vasthoudt aan scheppend nihilisme weet niet hoezeer hik op zoek ben naar bewezen objectiviteit, aan het fornuis en aan de vermaantafel kinderen door hun jeugd regisserend. Soms heb hik alles voor elkaar en het is gezellig in huis maar dan schiet zij uit en roept: Dit is niets. Houd alsjeblieft stil allemaal.
Zij is vaak alleen omdat ze dat wil en hik ben dan zo eenzaam.
Zij functioneert; hik zie in haar leven geen gaten.
Zij vertaalt of bespreekt strikt uit bewondering omdat ze negeert wat ze niet bewondert; hik zoek wel eens het zwakke in een ander, dan voel hik me beter op mijn gemak.
Zij verkeert met menig dode die ze als haar vriend beschouwt; hik klets liever met een vriendin, want hik heb veel vriendinnen, die zij niet ziet staan. Na grote drukte ben hik in de war en dan reikt zij me altijd minzaam de hand. Het ergst vind hik die lange stukken die zij schrijft alsof ze de wijsheid in pacht heeft. Hik verzeker iedereen dat ze alleen maar opschrijft wat ze denkt of voelt en nooit denkt aan een ander. Hik schaam me dood. Ze genereert - waarvandaan? - een ritme dat haar drijft en haar gezicht is vaak stil, een beetje van de dingen of van de eeuwigheid. Op zulke ogenblikken heb hik niets met haar te maken omdat ze onbereikbaar is voor gewone menselijke verlangens. Heeft ze zich ooit afgevraagd of hik gelukkig ben?
Zij heeft de hang een ervaring uit te dragen in bindend geformuleerde zinnen. Spinazie is altijd lekker, zegt zij. Of: Morandi en Kiefer, die twee. Hik kan daar niets tegenover zetten want hik heb niets te zeggen en de helft van mijn zinnen loopt krom van verlegenheid. Wij zijn het kind van koppige schippers en optimistische arbeiders die ons groot brachten met veel valse zang en constante geestelijke verwaarlozing. Alles in de wind, vindt zij.
Zij doet dingen in het holst van de nacht die hik de dagen erna moet goedmaken met telefoontjes en brieven, meestal in gedachten natuurlijk maar ook wel daadwerkelijk. Waarom slaapt ze niet, 's nachts?
Waarom die keuzes, de een na de ander, waar ze mij in meesleept?
Hik zal voor haar moeten buigen; hik heb geen keuze; geen idee wie hik ben.