De Revisor. Jaargang 19(1992)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] Joseph Brodsky Ik was slechts datgene wat jij met je hand beroerde, waarboven jij in de donk're nacht je hoofd gebogen had. Ik was slechts datgene wat jij daar toen onderscheidde: eerst een vage verschijning, pas later een gelaat. Jij was het, fluisterend, die mij luisteren leerde, mijn oorschelpen boetseerde, zwoel en vertederend. Jij sloot het gordijn, liep door de kamer en vormde in mijn vochtige keelholte de stem, die jou riep. Ik was simpelweg blind. Jij verscheen in mijn leven, hebt mij ogen gegeven. Zo rest een spoor in grint. Zo schept men werelden. Zo laat men ze na schepping - grootschalige verspilling - weer doelloos wentelen. Zo, naar zon of maan gekant, verwarmd of halfbevroren, in het heelal verloren, draait de globe rond. [pagina 86] [p. 86] Alleen as weet wat het is om te zijn afgebrand. Maar ik zeg ook, met een bijziende blik vooruit: niet alles waait weg in de wind, een bezem gaat rond maar veegt niet alles mee waarop hij stuit. We blijven over, als peukje, als rochel, vastgezet onder een bank, in een donkere hoek van een schuur. Dagen tellend, één met het vuil, worden we geplet tot humus, sediment, een laag cultuur. Een toekomstige archeoloog opent zijn mond om te boeren; maar zijn vondst resoneert de wereld door, als hartstocht begraven in de grond, als een piramide, maar dan omgekeerd. ‘Een kadaver!’ walgt hij. Maar met dit eindoordeel is hij verder van ons dan vogeltjes van permafrost, want een kadaver is 't vrij zijn van cellen, van een geheel: de apotheose der deeltjes, van samenhang verlost. [pagina 87] [p. 87] Dit bescheiden kamertje wil niet veranderen: 't akwarium zorgt heel alleen voor kleuren. Door rond te kijken verrichten visjes wonderen, weten zich meer ruimte te creëren. Sinds het moment dat jij voorgoed bent weggegaan, is het kouder, en thee smaakt minder lekker. Vermarmerd, wordt wat zich niet ver hiervandaan ophoudt van plooien 's avonds steeds gekker. Met rust laten nog altijd wiel en hak de straat, ongewijzigd is de pose der trotse platanen. De twee partjes van een ui in zakformaat kunnen na acht uur ogen doen tranen. Vaak doemt Griekenland op: geboomte, een jachtgodin in tunica. Nog vaker zet deze Amazone in 't slaapkamerwoud naakt de achtervolging in, jagend op 't viervoetige mahonie. Tussen 't portret van een voorvader en 't raamkozijn kiest zelfs de tere tochtvlaag de gordijnen. En denk je - te laat - aan hoe het hoort te zijn, dan valt het nergens meer mee te rijmen. Stormen zijn in het echt niet na te tekenen. Te staan op 't dek wordt verhinderd door de golven. In steden zijn duiven en lijsters de enigen die nog in architectuur geloven. Dit alles zal zeker spoedig eindigen - snel en, hoogstwaarschijnlijk, lelijk. Je hersens - een ijsberg met vervloeide omlijningen, Koerosiwo met te hoge bloeddruk. vertaling Peter Zeeman Vorige Volgende