Joseph Brodsky
Het borstbeeld van Tiberius
Ik groet je na tweeduizend jaar. Ook jij
besloot eens, net als ik, een hoer te trouwen.
We hebben veel gemeen. En bovendien,
rondom, jouw stad. Lawaai, automobielen
en junks in klamme steegjes en portieken.
Ruïnes. Ik, een doorsnee reiziger,
ik groet jouw dik met stof bedekte borstbeeld
in deze lege zaal. Tiberius,
je bent hier nog geen dertig. Jouw gezicht
straalt meer vertrouwen uit in hechte spieren,
dan in de toekomst van hun som. Een hoofd,
bij leven van de romp al afgehouwen,
is over macht in wezen een voorzegging.
En al wat lager dan de kin ligt - Rome:
provincies, pachters en cohorten,
plus zwermen babies, hoorbaar zuigend aan jouw
geruwde ding - genot dat overeenstemt
met de wolvin die kleine Remus
en Romulus onthaalt. (Diezelfde monden,
die zoet, onsamenhangend brabbelen,
verscholen in de toga.) Dus: een borstbeeld,
als het symbool van 't onafhanklijk zijn
der hersenen van 't lichaam: én het eigen
én het Imperiale. O jouw zelfportret
zou slechts bestaan uit dichte, grijze kronkels.
Je bent hier nog geen dertig. Niets aan jou
vermag een blik voorgoed tot staan te brengen.
Noch is jouw vastberaden oogopslag
bereid om ook maar ergens halt te houden:
niet op gezichten noch op een klassiek
en golvend landschap. Ach, Tiberius!
Het maakt niet uit, wat Suetonius
en Tacitus daar mompelen, op zoek naar
de reden van jouw wreedheid. Redenen
bestaan niet, slechts gevolgen, waarvan mensen
| |
slachtoffer zijn. Vooral in die gewelven
waar elk bekent, ofschoon bekentenissen
door folteringen afgedwongen, net
als biechten in je jeugd, eenvormig zijn.
Het beste lot is: niet betrokken raken
bij wat men waarheid pleegt te noemen. Want
geen mens wordt daardoor ooit verheven. Nee,
geen mens, en zeker Caesars niet. En trouwens,
je lijkt me eerder iemand die verdrinkt
in eigen bad dan zich verstrikt in grootse,
diepzinnige gedachten. En is wreedheid
niet enkel het versnellen van het lot
der dingen? Van de vrije valbeweging
van lichamen in vacuüm? Waarin
je altijd blijkt te zijn juist als je valt.
't Is januari. Stapelwolken hangen
dicht boven deze stad, als extra marmer.
De Tiber, die de werkelijkheid ontloopt.
Fonteinen, daarheen spuitend waarvandaan
geen mens omlaag ziet - door de vingers noch
met toegeknepen ogen. Nieuwe tijden!
De dol geworden wolf is niet meer in
zijn kraag te vatten. Ach, Tiberius!
Maar wie zijn wij om over jou een oordeel
te vellen? Goed, je was een monster, maar
een onverschillig monster. De natuur
schept echter monsters - niet hun slachtoffers -
naar eigen evenbeeld. 't Biedt veel meer troost om
- indien er keuze was - door hels gebroed
te worden weggevaagd dan door een gek
of een neuroot. Slechts achter in de twintig,
met een versteend gelaat uit steen gehouwen,
berekend op wel twee millennia,
zie jij eruit als een natuurlijke
vernietigingsmachine, zeker niet als
een slaaf van passies, als een doorgeefluik
van idealen enzovoort. Jou tegen
verzinselen beschermen is als bomen
beschermen tegen bladeren met hun
verward maar hoorbaar morrend overwicht.
Een stille galerie. Een somb're middag.
Een raam besmeurd met grijzig winterlicht.
Lawaai op straat. Een borstbeeld, onverschillig
ten aanzien van de kwaliteit van ruimte.
Het kan niet zijn, dat jij mij niet kunt horen!
Ook ik verliet halsoverkop al wat
mij overkwam en werd een eiland vol met
ruïnes en met reigers. En ook ik
trok een profiel, geholpen door een lamp.
Niet machinaal. Wat het door mij gezegde
betreft, dat is volslagen nutteloos -
en niet alleen voor later, maar ook nu al.
En is dat eveneens niet een versnelling der
geschiedenis, een zeer geslaagde poging,
helaas, van een gevolg om oorzaak voor te zijn?
Voltrokken in volledig vacuüm,
hetgeen een luide plons lijkt uit te sluiten.
Berouw betuigen soms? Het lot herschikken?
De kaarten anders schudden? 't Maakt niet uit.
De radioactieve regen doet
voor jouw historicus beslist niet onder.
Wie zal er komen om ons te vervloeken?
Een ster? De maan? Een door ontelbaar veel
mutaties dol geworden, vadsige,
rondzwervende termiet? Misschien. Maar stuitend
op iets in ons dat hard is, zal ook hij,
waarschijnlijk, schrikken en met graven stoppen.
‘Een borstbeeld’, zal hij zeggen in de taal
van aangespannen spieren en ruïnes.
Vertaald door Peter Zeeman
|
|