De Revisor. Jaargang 16

Góngora (toegeschreven aan)

Aan Galicië

Bleek zonlicht, steeds weer door het zwerk omsloten.
Meiden mollig, van bil en bolle toet,
met runderuiers - op zevenmijls voet.
Grond niet zozeer bevloeid als volgespoten.

Akkers welig met taaie brem doorschoten,
monsters van peen en kool in overvloed,
krielkippen, de kroes wijn een vingerhoed.
Klunzige plunjes rond horten en stoten.

Wegen bergop die in zonnevuur raken.
Maïskoeken onder doorgewalmde daken.
Kaarsen van knetterhars, geelzucht gelijk.

Gierstepap in een nap van hout geschonken.
Bergpassen rauw, met kloven en spelonken.
Dat is het dan, het Galicische rijk.

vertaling Dolf Verspoor