| |
| |
| |
Marc Schreurs & Peter Zeeman
Brodski en Babel door Timmer
Een kritische beschouwing
1
Dat Charles B. Timmer een veelzijdig vertaler is behoeft geen betoog. Zijn oeuvre is zo omvangrijk dat het bijna alle grote namen van de Russische literatuur beslaat. Timmer introduceerde in het Nederlandse taalgebied zowel de Russische klassieken als meer eigentijdse prozaïsten en dichters. Naast zijn vele eigen vertalingen heeft hij als redacteur van Van Oorschots Russische Bibliotheek en de reeks Russische Miniaturen ook grote invloed gehad op het werk van anderen. Het door Wouter van Oorschot geopperde idee om Timmer voor een eredoctoraat voor te dragen lijkt ons, gezien het belang van zijn werk voor de Nederlandse slavistiek, zeker op z'n plaats.
Een vertaler kun je vergelijken met een uitvoerend kunstenaar. Hij werkt immers met andermans scheppingen. Vertalen is meer dan het letterlijk weergeven van wat er staat, het is voor een groot deel ook interpreteren en analyseren. Het minste wat men daarom van een vertaler mag verwachten is dat hij zich een goed beeld heeft gevormd van de unieke stijl en thematiek van het werk van de te vertalen auteur. En voorts dat hij, althans naar beste vermogen en uiteraard binnen de beperkte mogelijkheden die een taal biedt, de bijzondere eigenschappen van de desbetreffende auteur probeert weer te geven, dat wil zeggen precies datgene weet te treffen wat deze onderscheidt van andere schrijvers en dichters. Om deze redenen kan, en moet, een vertaler op de kwaliteit van zijn werk worden aangesproken, en dat geldt zeker voor iemand als Timmer die door zijn enorme produktiviteit en zijn belangrijke positie binnen de uitgeverswereld zo nadrukkelijk zijn stempel zet op de Russische literatuur in Nederdeland.
Alvorens daar verder op in te gaan, eerst een paar opmerkingen waartoe tegenwoordig een ieder zich alleen al bij het noemen van de naam Timmer gedwongen ziet. De discussies die binnen en af en toe buiten de slavistenwereld rond zijn persoon zijn ontstaan worden steeds vaker op het scherp van de snede gevoerd. Naast de vele rake opmerkingen die daarbij ongetwijfeld worden gemaakt, wordt de redelijkheid nog al eens uit het oog verloren. Ter illustratie de volgende uitspraak van Timmer tegenover Hans Bouman, die in een artikel in de Volkskrant van 20 februarijl. de verschillende posities binnen de Russische vertaalwereld in kaart probeert te brengen. Naar aanleiding van een Mandelsjtam-vertaling van Van het Reves Leidse vertaalgroep zegt Timmer: ‘In dat gedicht drinkt de hoofdpersoon in iedere strofe op iets. Op een gegeven moment zegt hij: “Ik drink op het ruisen van de pijnbomen van Savooie”. Maar wat staat er bij deze Leidse vertaalgroep: “Ik drink op savooiekool”.’ Dat Timmer zich hieraan stoort lijkt ons juist, al staat er in de bewuste vertaling niet ‘savooiekool’ maar ‘de kool van Savooie’. Zelfs het lichtvoetige en ironische karakter van Mandelsjtams gedicht rechtvaardigen de Leidse vertaling niet helemaal. Maar Timmer gaat natuurlijk veel te ver wanneer hij vervolgens spreekt van ‘een regelrechte belediging van een Russische dichter’, van ‘in de maling nemen’ en van ‘opzettelijke hoon’. Zo wordt een op zichzelf terechte opmerking nodeloos aangescherpt tot een persoonlijke aanval. Men kan zich evenwel afvragen of de andere partij zich altijd wel zo objectief opstelt. Zo beroept Tamar zich in een kritische bespreking van Timmers Babel-vertalingen op een Engelse uitgave, omdat zij het Russisch niet beheerst. Vanuit een dergelijke positie kan kritiek moeilijk serieus worden genomen.
Wat ons niet bevalt is het persoonlijke en polariserende karakter van het dispuut rond Timmer. Er is blijkbaar geen tussenweg: je bent pro-Timmer, contra-Timmer, of Timmer... Het lijkt ons zinvol om temidden van het strijdgewoel enige helderheid te verschaffen over Timmers werkwijze. We willen dit doen aan de hand van Brodski en Babel: er is onlangs van Timmer een bundel Brodski-vertalingen verschenen en zijn Babel-vertalingen, hoewel minder recent, zijn duidelijk omstreden.
Om onze kritische benadering minder vrijblijvend te laten zijn, willen we niet alleen Timmers versie met het origineel vergelijken, maar gaan we uit van door onszelf gemaakte alternatieven. We zijn van mening dat je beter zicht kunt krijgen op de problemen waarmee de vertaler van een literaire tekst geconfronteerd wordt door die tekst zelf opnieuw te vertalen. Pas dan heb je een basis van waaruit je de oplossingen van de andere vertaler(s) kunt beoordelen. Een oplossing is maar al te vaak een compromis - iedere vertaler moet zich daarvan bewust zijn, dus ook Charles B. Timmer.
Men zal ons misschien verwijten dat we Timmers vertaalwerk aan een te minitieuse en gedetailleerde ontleding onderwerpen, dat we de spijkers op wel erg laag water zoeken. Daar kunnen we het volgende tegenoverstellen. Ten eerste, in literatuur zijn juist details en nuances uiterst belangrijk en het zou van minachting jegens Brodski en Babel getuigen als we daaraan voorbij zouden gaan. Ten tweede, een vertaler als Timmer draagt vanwege zijn overweldigende produktie een
| |
| |
grote verantwoordelijkheid, zijn werk moet daarom zorgvuldig worden bekeken. Tenslotte, dat Timmer zelf kritiek op het werk van anderen geenszins uit de weg gaat, is genoegzaam bekend. Het is duidelijk dat hij wat er op vertaalgebied in Nederland gebeurt nauwlettend volgt. Zijn recente bijdrage aan de Revisor is daarvan eens te meer het bewijs. Timmer schuwt daarbij zelf de scherpe, bijna wetenschappelijke aanpak evenmin, en terecht.
| |
2
Met het recente verschijnen van de bundel Torso heeft Timmer weer een volgende schakel toegevoegd aan zijn indrukwekkende reeks vertaalprojecten, en heeft hij tegelijk voor een opmerkelijke en interessante primeur gezorgd. Torso is namelijk de eerste Nederlands-talige verzameling in boekvorm van de poëzie van Iosif Brodski, door velen gezien als een van de grote dichters van onze tijd. Twee Engels-talige bundels en een Duits-talige selectie gingen Torso in ons land vooraf. Maar liefst zeventien titels, waaronder een aantal zeer lange cycli, zijn door Timmer in deze gecombineerde uitgave van De Bezige Bij en Van Oorschol bijeengebracht. Een niet geringe prestatie, die nog meer reliëf krijgt als je bedenkt dat alle gedichten in rijm zijn omgezet - en dat is, gezien Brodski's virtuose gebruik van barokke zinsconstructies en veeleisende beeldspraak, beslist geen eenvoudige opgave. Betekenisverdraaiingen, toevoegingen en onduidelijkheden moeten dan maar op de koop toe genomen worden, al blijft het een bijzonder onaangename, zo niet pijnlijke, ervaring te moeten toezien hoe bijvoorbeeld het sterk emotionele en poëtische einde van ‘Romeinse elegieën’ (1982) wordt ontsierd door een lelijk woord als ‘bunker’, nota bene het allerlaatste rijm van de cyclus, maar totaal ontbrekend in het origineel.
Over het algemeen heeft Timmer in deze bundel de inhoud van de gedichten redelijk weergegeven. Zijn werk lijkt ons acceptabel, met misschien wat meer uitschieters naar beneden dan naar boven. Gedichten als ‘Ik sloeg mijn armen om die schouders...’ (1962) en het gedicht uit 1972 waaraan de bundel zijn titel ontleent zijn uitstekende voorbeelden van wat Timmer in een essay in het eerste Revisor-nummer van 1987 ‘herdichting’ of ‘herschepping’ noemt.
Onder herdichting verstaat Timmer de artistieke benadering van poëzie-vertalen die, kennelijk anders dan het door hem als inferieur bestempelde streven naar een meer linguïstische ‘nabootsing’, er vooral op gericht is de poëtische zeggingskracht van het origineel te evenaren. Als we nu gemakshalve even aannemen dat je inderdaad kunt spreken van twee duidelijk gescheiden, doelbewust gekozen vertaalbenaderingen en niet van verschillende eindresultaten die simpelweg afhangen van de kwaliteiten van de vertaler, dan moeten we constateren dat Timmer in Torso zelf ook niet altijd heeft kunnen voldoen aan de hoge eisen die het streven naar herdichting stelt. Ter illustratie hebben we gekozen voor het openingsgedicht van de al eerder genoemde twaalfdelige cyclus ‘Romeinse elegieën’. Hieronder volgen Timmers vertaling en, ter vergelijking, die van Zeeman.
1[regelnummer]
Een woning in Rome. Voor eeuwig verbannen mahonie.
Onder de zoldering een stoffig eiland kristallen.
Tegen de avond gaan jaloezieën gelijkenis tonen
met vissen: een wirwar van schubben, karkassen, kwabben.
5[regelnummer]
Zet ik mijn blote voet op het zachtrode marmer,
dan stapt mijn lichaam al in een toekomst van ‘zich gaan kleden’.
Zou iemand nu roepen: ‘Sta paf!’, prompt zou ik verstarren,
puur van geluk, wat ook deze stad deed in haar verleden.
9[regelnummer]
De wereld bestaat uit naaktheid en uit plooien,
met in de laatsten meer liefde dan straalt uit gezichten.
Zo wordt ook de heldentenor in de opera mooier
hoe meer hij zijn aria's naar de coulissen gaat richten.
13[regelnummer]
Ik kijk in de nacht, en de blauwe pupil in mijn ogen
spoelt zijn lens met een traan die er glans aan verleent.
En de maan in het hoofd is een plein, leeggezogen,
zonder fontein. Maar wel van eender gesteent.
1[regelnummer]
Het gevangen mahonie van een woning in Rome.
Aan het plafond een kristallen eiland waarop stof daalt.
Jaloezieën gaan bij zonsondergang overeenkomst vertonen
met een vis die schub en graat door elkaar heeft gehaald.
5[regelnummer]
Het lichaam zet een blote voet op het roodachtige
marmer, doet zo een stap in de toekomst: kleedt zich aan.
Riep iemand ‘Sta stil!’, ik zou, zoals deze prachtige
stad in haar jeugd - van geluk, meteen blijven staan.
9[regelnummer]
De wereld bestaat uit naaktheid en plooien.
In die laatsten is meer liefde dan er is in
gezichten. Zo is een tenor in de opera mooi,
omdat hij voor altijd verdwijnt in de coulissen.
13[regelnummer]
Een blauwe pupil kijkt de nacht in, spoelt zijn
lens met een traan tot hij glans krijgt. En onverstoord
valt de maan op het kussen, vormt een verlaten plein,
zonder fontein. Maar van dezelfde steensoort.
Beide vertalingen verschillen op het eerste gezicht al aanzienlijk. Vergelijk bijvoorbeeld de opbouw van de eerste versregel. Bij poëzie draait het nu eenmaal juist om details, iets wat met name bij vertalen aan het licht komt. Natuurlijk zou het te ver gaan om op grond van die verschillen te stellen dat Timmers vertaling in ieder opzicht mislukt is en door ons gepresenteerde versie in alle opzichten geslaagd. Wel zijn we van mening dat onze variant een aantal verbeteringen bevat. Welke? En waarom?
Om te beginnen, de voorlaatste versregel is in Timmers vertaling onzin geworden. Dat komt omdat Timmer de Russische uitdrukking v golovach niet kende. Deze woordgroep betekent negen van de tien keer ‘in de hoofden’, zeker nooit ‘in het hoofd’ zoals Timmer abusievelijk probeert. Maar als staande uitdrukking wil het zoveel zeggen als ‘op het kussen’, ‘aan het hoofdeinde’. En in die betekenis is v golovach hier zonder enige twijfel bedoeld. De regel luidt in een letterlijke vertaling: ‘En de maan op het kussen is net een verlaten (leeg) plein’. De aanpassingen die wij hebben aangebracht zijn afgedwongen door het rijmwoord ‘onverstoord’, dat in het origineel wel-
| |
| |
iswaar afwezig is, maar in het licht van de tegenstelling tussen enerzijds de emotionele toestand van de ik-persoon en anderzijds de koele afstandelijkheid van het binnenvallende maanlicht te verdedigen valt of, liever gezegd, de minst kwade oplossing is. Wat we er als compensatie voor terugkregen was de alliteratie van de v-klank in ‘onverstoord... valt... vormt... verlaten...’. Het zou overigens niet eerlijk zijn om een vertaler een dergelijke incidentele misser al te zeer aan te rekenen - zoiets kan iedereen overkomen, het is om zo te zeggen inherent aan het vak.
Een ander bezwaar van meer structurele aard betreft het wat we zouden willen noemen ‘onnodig toevoegen’. Dat rijmdwang onherroepelijk leidt tot allerlei omzettingen en toevoegingen moge duidelijk zijn. Maar waarom iets aanvullen midden in een regel of ergens anders, wanneer het eigenlijk niet strikt noodzakelijk is? Timmer spreekt in de eerste regel van ‘Voor eeuwig verbannen mahonie’, in het origineel staat gewoon ‘gevangen mahonie’. De eerste regel van onze vertaling stemt woordelijk overeen met wat er in het Russisch staat. Wat was Timmers motief om in regel vier ‘karkassen’ toe te voegen? Het staat nergens in Brodski's gedicht, bovendien lijkt het ons hier wat misplaatst. Verder vermeldt regel elf van de Russische tekst een tenor, geen ‘heldentenor’, en ook de ‘aria's’ die, in de volgende regel, ‘naar de coulissen’ worden ‘gericht’ heeft Timmer erbij verzonnen. Hier is onze vertaling wederom een vrijwel letterlijke omzetting. (Welke implicaties met name de laatste gesignaleerde toevoeging heeft voor de betekenis, laten we graag aan het oordeel van de lezer over.) Maar de vrijheid die Timmer zich toeëigent wreekt zich nog het meest in regels vijf-zes en dertien. Daar zijn de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden ‘ik’ en ‘mijn’ de tekst binnengeslopen, met als nadelig gevolg dat het unieke, vervreemdende effect van de zichzelf observerende, ‘uitgetreden’ dichter volkomen verloren gaat. Vooral op zo'n moment lijkt Timmer met zijn ongemotiveerde ingrepen tamelijk ver verwijderd van zijn eigen opvatting over herdichting, waarbij het juist de bedoeling is om, zoals hij zelf zegt, ‘alles wat in een gedicht origineel en dus functioneel is’ weer te geven en niet ‘te laten vallen en dan de open plekken in te vullen met banaliteiten en gemeenplaatsen’.
Ons laatste bezwaar heeft betrekking op het Nederlands waarvan Timmer zich af en toe bedient, niet alleen in bovenstaande vertaling maar ook elders in de cyclus. Regel zes klinkt niet echt mooi, maar is niet foutief. Maar kun je werkelijk iemand ‘Sta paf!’ toeroepen? En wat te denken van ‘de blauwe pupil [enkelvoud] in mijn ogen [meervoud]’? ‘Onder de zoldering’ in regel één en ‘van eender gesteent’ in de laatste regel klinken mooi, maar doen wat plechtstatig en verouderd aan in een eigentijdse context. Een dergelijk ouderwets taalgebruik kom je wel meer tegen in de cyclus: ‘vendel’ en ‘omvamen’ kunnen er maar net mee door. Dat kun je niet zeggen van ‘frêle dessous’, als er in het Russisch gewoon ‘slipje’ staat. Maar Timmer maakt het naar onze smaak toch echt wel wat te bont, wanneer hij een uitgesproken modern dichter als Brodski door Rome laat lopen gekleed in ‘een verfrommeld jak en duivenblauw wambuis’ in plaats van in een gekreukeld colbertje (of jasje) en een lichtblauw overhemd!
| |
3
Een tweede omvangrijk en belangrijk gedeelte van Timmers levenswerk bestaat uit zijn vertaling van het proza, de toneelstukken en brieven van Isaak Babel. Dankzij Timmers baanbrekende instelling als vertaler was de buitengewone verhaalkunst van deze schrijver al in 1962, zo'n twintig jaar na zijn executie in een kamp ten tijde van de Stalin-terreur, voor Nederlandse lezers toegankelijk. Babels kunst is ten nauwste verbonden met de Russische geschiedenis en cultuur van de periode rond de revolutie. Zijn dubbelgelaagde, Joods-Russische visie op de wereld en zijn zeer bijzondere, aan het modernisme verwante stijl, maken hem tot één van de belangrijkste Russische schrijvers van de twintigste eeuw.
De verhalencyslus Het Ruiterleger (of Rode Ruiterij, zoals Timmer het mooi maar erg vrij vertaalt) is Babels meest revolutionaire en gecompliceerde werk. Het is gebaseerd op persoonlijke ervaringen in de Pools-Russische oorlog van de jaren 1919-1920. Wij kozen van dit boek het eerste verhaal.
| |
De tocht over de Zbroetsj
De kommandant van de Zesde Divisie heeft gemeld dat Nowograd-Wolynsk vanochtend bij het aanbreken van de dag genomen is. Het hoofdkwartier is uit Krapiwno weggetrokken en onze legertros strekt zich nu als een rumoerige achterhoede over de hele lengte van de straatweg uit, de onvergankelijke
| |
| |
chaussée van Brest naar Warschau, door Nikolaas I aangelegd op het gebeente der boeren.
Om ons heen bloeien velden purperen papavers, een middagbriesje stoeit door de geel wordende rogge, de maagdelijke boekweit rijst als een kloostermuur aan de horizon omhoog. Het stille Wolhynië wringt zich in bochten, Wolhynië trekt zich in een parelachtige nevel van berkebosjes van ons terug, kruipt tussen kleurrijke heuvels weg en raakt met haar krachteloze armen in een wildernis van hop verward. Als een afgeslagen hoofd rolt een oranje zon langs de hemel, in de kloven der wolken gloeit een mild licht en de vaandels van de zonsondergang wapperen boven ons uit. Door de koelte van de avond druppelt de lucht van gisteren vergoten bloed en van gesneuvelde paarden. De zwart geworden Zbroetsj bruist en trekt de schuimende lussen van zijn stroomversnellingen dicht. De bruggen zijn vernield en wij waden op de ondiepe plekken door de rivier. Op de golven dobbert een majestueuze maan. De paarden verdwijnen tot aan hun rug in het water, kleine stroompjes sijpelen en klotsen tussen de honderden paardebenen door. Iemand zinkt met een luide verwensing in de diepte weg. De rivier ligt nu met zwarte vierkanten van vehikels bezaaid en is een en al geratel, gefluit en gezang dat boven de slangen van maanlicht en de glinsterende kolken opstijgt.
Diep in de nacht bereiken we Nowograd. In het huis, waar ik word ingekwartierd, tref ik een zwangere vrouw aan en twee rossige joden met dunne halzen; een derde ligt al met zijn hoofd onder de deken tegen de muur aangedrukt te slapen. In de mij toegewezen kamer zie ik dat alle kasten zijn opengebroken, de vloer ligt vol met flarden van bontjassen, menselijke uitwerpselen en scherven van de heilige vaten die de joden eens per jaar tijdens het Paasfeest gebruiken.
‘Ruim die rommel eens op’, zeg ik tegen de vrouw. ‘Mensen, wat leven jullie toch in een smeerboel...’
De twee joden komen van hun plaats overeind. Zij huppelen op vilten zolen rond en ruimen de vloer op; zij huppelen zonder een kik te geven als apen, als Japanners in het circus, zij draaien met hun hals, waarin de aderen opzwellen. Ze spreiden een losgetornde peluw voor mij uit en ik ga bij de muur liggen naast de derde jood die daar lig te slapen. En op hetzelfde ogenblik slaat de schichtige armoede over mijn legerstede dicht.
De stilte heeft alles gedood en alleen de maan die met blauwe handen haar ronde, glimmende, zorgeloze hoofd omvat houdt, doolt buiten onder het venster rond.
Ik wrijf mijn gezwollen benen tegen elkaar, lig op de losgetornde peluw uitgestrekt en val in slaap. Ik droom van de kommandant van de Zesde Divisie. Hij zit op een plompe hengst de brigadekommandant achterna en jaagt hem twee kogel tussen de ogen. De kogels boren zich dwars door het hoofd van de brigadekommandant en zijn beide ogen vallen op de grond.
‘Waarom heb je je brigade teruggetrokken?’ schreeuwt Sawitski, de kommandant van de Zesde Divisie tegen de gewonde. En op dat ogenblik word ik wakker, omdat de zwangere vrouw met haar vingers langs mijn gezicht heeft gestreken.
‘Pan!’ zegt ze tegen me, ‘wat schreeuwt u toch in uw slaap en wat woelt u toch rond. Wacht, ik zal u in de andere hoek een bed spreiden, want u stoot aldoor tegen mijn vader aan...’
Zij tilt haar magere benen op en haar ronde buik en trekt de deken van de slapende man af. Daar ligt een dode grijsaard op zijn rug. Zijn keel is hem uitgerukt, zijn gezicht in tweeën gespleten, een klonter blauw bloed ligt als een klomp lood in zijn baard.
‘Pan’, zegt de jodin, terwijl ze de peluw opschudt, ‘de Polen hebben hem zijn keel afgesneden en hij smeekte ze nog wel: doe het buiten, maak me op het erf af, zodat mij dochter niet ziet hoe ik sterf. Maar zij deden zoals het hun het gemakkelijkst uitkwam, hier in de kamer heeft hij de geest gegeven en zijn laatste gedachten waren voor mij. En nou wou ik wel eens weten’, zei de vrouw eensklaps met een verschrikkelijke kracht in haar stem - ‘nou wou ik wel eens weten, waar ter wereld je ooit zo'n vader zult vinden als de mijne was...’
Nowograd-Wolynsk, juli 1920
Vertaling: Ch.B. Timmer.
| |
Het overschrijden van de Zbrutsj
Divisiekommandant zes had gerapporteerd dat Novograd-Volynsk vanochtend bij dageraad was ingenomen. De staf was uit Krapivno vertrokken en onze legertros, een rumoerige achterhoede, strekte zich uit over de weg, de onvergankelijke weg, die van Brest naar Warschau loopt en door Nikolaj de Eerste is gebouwd op beenderen van boeren.
Velden vol puperrode papavers fonkelen rondom ons, de middagwind speelt in gelend rogge, maagdelijk boekwijt rijst op aan de horizon, als de muur van een klooster in de verte. Stil Volhynië kromt zich, Vollhynië trekt zich terug in een paarlen waas van berkenbomen, zij kruipt tegen kleurrijke heuvels aan en raakt met haar verslapte armen verstrengeld in dicht struikgewas van hop. De oranje zon rolt langs de hemel, als een afgehakt hoofd, een zacht licht gloeit op in kloven tussen de wolken, en de vaandels van het avondrood wapperen boven onze hoofden uit. De geur van gisteren vergoten bloed en paardelijken sijpelt de avondlijke koelte in. De zwart geworden Zbrutsj bruist en spant de schuimende lussen van haar stroomversnellingen aan. De bruggen zijn verwoest, en wij steken de rivier wadend over. Majestueus rust de maan op de golven. De paarden verdwijnen tot aan hun rug in het water, ruisende stromen klotsen tussen honderden paardebenen door. Iemand verdrinkt en vervloekt luidkeels de moeder Gods. De rivier is bezaaid met vierkante vlakken van wagens, is een en al geraas, gefluit en gezang dat uitschalt over slangen van maanlicht en glanzende gaten.
Laat in de nacht komen wij in Novograd aan. Ik vind een zwangere vrouw in de mij toegewezen woning, en twee rossige Joden met dunne halzen. Een derde ligt al, met zijn hoofd toegedekt, tegen de muur aangedrukt te slapen. Ik vind overhoop gehaalde kasten in de mij toegewezen kamer, flarden van bontjassen op de vloer, menselijke uitwerpselen en scherven van geheiligd vaatwerk dat door de Joden één keer per jaar wordt gebruikt, met Pesach.
- Ruim eens op, - zeg ik tegen de vrouw, - mens, wat woont u hier smerig...
De twee Joden komen overeind. Zij huppelen rond op vilten zooltjes en ruimen de rommel van de vloer, zij huppelen
| |
| |
zwijgend, als apen, als Japanners in het circus, hun halzen draaien en zwellen op. Zij spreiden een gerafeld veren bed voor mij uit en ik ga bij de muur liggen naast de derde, slapende Jood. Angstige armoede sluit zich meteen boven mijn sponde aaneen.
Alles is door stilte gedood, en alleen de maan, haar ronde, zorgeloos blinkende hoofd met blauwe armen omvattend, zwerft onder het venster.
Ik wrijf mijn gezwollen voeten, ik lig op het gerafelde veren bed en val in slaap. Ik droom van divisiekommandant zes. Gezeten op een zware hengst achtervolgt hij een brigadekommandant en jaagt hem twee kogels in de ogen. De kogels doorboren het hoofd van de brigadekommandant, en allebei zijn ogen vallen op de grond.
- Waarom ben je omgekeerd met je brigade? - brult Savitski, divisiekommandant zes, tegen de gewonde, en hier word ik wakker, omdat de zwangere vrouw met haar vingers langs mijn gezicht strijkt.
- Pan, zegt zij tegen mij, - u schreeuwt in uw slaap en u ligt te woelen. Ik leg uw bed in de andere hoek, want u duwt tegen mijn vadertje...
Zij tilt haar magere benen en ronde buik van de grond en trekt de deken van de slapende af. Daar ligt het lijk van een oude man, krampachtig achterover gebogen. Zijn keel is opengeseneden, zijn gezicht doormidden gekliefd, blauwig bloed ligt op zijn baard, als een klont lood.
- Pan, - zegt de Jodin terwijl zij het veren bed opschudt, de Polen hebben hem afgemaakt, en hij smeekte ze: vermoordt
me buiten in het donker, zodat mijn dochter niet ziet hoe ik aan mijn einde kom. Maar zij deden wat hun het beste uitkwam, hij stierf in deze kamer en dacht aan mij. En nu wil ik weten, - zei de vrouw plotseling met een verschrikkelijke kracht, - ik zou willen weten, waar ter wereld vind je nog zo'n vader als de mijn...
Novograd-Volynsk, juli 1920
Vertaling: Schreurs
Timmers vertaling maakt bij eerste lezing een aanvaardbare indruk. Hoewel het Nederlands hier en daar misschien enigszins gedateerd is (1962), is het niet relevant om daar nader op in te gaan, het zegt immers niets over de kwaliteit van de vertaling.
Gaan we echter Timmers versie met het Russische origineel vergelijken, dan constateren we een aantal essentiële gebreken. Enkele betrekkelijk eenvoudige ingrepen kunnen de onvermijdelijke kloof tussen bron en vertaling verkleinen en het artistieke effect, getrouw aan het origineel, vergroten. Uitgaande van de alternatieve vertaling van Schreurs zullen wij dit toelichten.
Het eerste dat opvalt is Timmers titel: ‘De tocht over de Zbroetsj’. In de oorspronkelijke Russische bewoording wordt het oversteken van de rivier (de Zbrutsj) als een afgebakend handelingsmoment benadrukt. In Timmers versie is dit betekenisaspect naar de achtergrond gedrongen. Het woord ‘tocht’ wekt te sterk de indruk dat het om een langdurige beweging over de rivier zal gaan, per boot bijvoorbeeld. De titel is van belang als signaal van een diepere betekenislaag in het verhaal. De observerende ik-verteller beleeft hier zijn eerste confrontatie met de gruwelijke kanten van de oorlog. Er voltrekt zich een overgang op een psychologisch niveau, van ideologisch optimisme en artistieke, ‘martiale’, opwinding naar het onder ogen zien van de harde werkelijkheid. Het ruimtelijke ‘overschrijden’ van de rivier, gezien als grens, drempel tussen twee gebieden, wordt een metafoor van de radicale verandering in de belevingswereld van de verteller. Naar onze mening komt deze metaforische intentie van de titel in Timmers vertaling onvoldoende tot uitdrukking.
Babels verhalen worden gekenmerkt door een opvallende ritmische opbouw, door een typische Babelse intonatie. Hoe belangrijk soms ritme in proza is, heeft Kousbroek onlangs in het NRC Handelsblad laten zien in zijn stuk over Van Pinxterens vertaling van Madame Bovary. Babel was niet zomaar een groot bewonderaar van Flaubert en de Maupassant. Zijn ritme stoelt op systematische variaties en herhalingen van zinsconstructies, woorden en klanken. Hoewel Babels intonatie erg aan het Russisch is gebonden, lijkt het niet onmogelijk om daar bij het vertalen iets van te bewaren. Een simpele methode is het handhaven van woordherhalingen, syntactische herhalingen, woordvolgorde, etc., waar dat mogelijk is. Hoewel Timmer er duidelijk naar heeft gestreefd om zoveel mogelijk aspeeten van Babels stijl te doen terugkeren, is hij daarin niet altijd even konsekwent en succesvol geweest. Strakke ritmiek en intonatie monden af en toe uit in een soort voortkabbelen: Babel wordt babbel.
Woordherhalingen worden ongedaan gemaakt. In de eerste alinea staat in het Russisch twee maal šosse, Timmer vertaalt
| |
| |
chaussee en straatweg. In de derde alinea verdwijnt niet alleen een opvallende woordherhaling (‘toegewezen’), ook is de zinsopbouw zodanig omgegooid, dat een bewust ritmisch effect teniet wordt gedaan. Voortdurend gooit Timmer de woordvolgorde in zinnen om, zonder dat daar een vertaaltechnische aanleiding voor te bedenken valt. Een voelbare ritmische structuur, vol scherpe overgangen verandert bij Timmer dan in een te glad, ritmeloos geheel. Terwijl het ogenschijnlijk vaak om kleinigheden gaat is het totale gevolg van zijn gesleutel, binnen het korte bestek van zo'n samengebald Babel-verhaal, groot. Bijvoorbeeld, metaforische vergelijkingen die bij Babel in een aparte bijzin geïsoleerd zijn worden bij Timmer meestal in de hoofdzin opgenomen. ‘De oranje zon rolt langs de hemel, als een afgezakt hoofd,...’ verandert Timmer in: ‘Als een afgeslagen hoofd rolt een oranje zon langs de hemel,...’. Of: ‘maagdelijk boekweit rijst op aan de horizon, als de muur van een klooster in de verte’ wordt: ‘de maagdelijke boekweit rijst als een kloostermuur aan de horizon omhoog’. Of: ‘blauwig bloed ligt op zijn baard, als een klont lood’, is bij Timmer: ‘een klonter blauw bloed ligt als een klomp lood in zijn baard’. In onze vertaling is geprobeerd zoveel mogelijk aan de originele zinsopbouw en woordvolgorde vast te houden. Slechts daar waar het Nederlands een te groot obstakel vormde is van dit beginsel afgeweken. De lezer kan zelf vaststellen welke gevolgen dit voor de ritmiek van het proza heeft.
De neiging om zonder aanleiding aan zinnen te sleutelen houdt verband met een ander eenvoudig te verbeteren defect in Timmers vertaling. Babel heeft zichzelf als schrijver eens vergeleken met een grondwerker, die in z'n eentje de Mount Everest met de grond gelijk moet maken. Hij schreef zijn verhalen keer op keer opnieuw, waarbij hij netzolang bleef schrappen tot er niets meer weg te laten viel. De met Babel bevriende schrijver Konstantin Paustovski vertelt in zijn memoires dat volgens Babel een verhaal zo beknopt, precies en effectief moest zijn als bankcheque of een legerorder. Hèt kenmerk van Babels stijl is uiterste condensatie. Een vertaler dient er dan ook zorgvuldig op te letten dat op de vlakte waar eens een Mount Everest stond zelfs niet de allerkleinste glooiing ontstaat. Timmer is daar niet in geslaagd. Net als bij Brodski, treffen wij ook in de vertaling van Babel onnodige toevoegingen aan, die de spreekwoordelijke beknoptheid van de schrijver tegenwerken.
Een gevolg van Babels graafwerk is dat er soms sterk vervreemdende momenten in zijn verhalen voorkomen, leemtes zo men wil, die bijvoorbeeld van een verklarende voetnoot begeleid zouden kunnen worden. Timmer neemt dergelijke ‘voetnoten’ soms in de tekst op. Neem de zin: ‘De bruggen zijn vernield en wij waden op de ondiepe plekken door de rivier.’ Tevergeefs zochten wij in het Russisch naar de aanduiding ‘op de ondiepe plekken’. Waarom deze verklaring? Of deze bijzin: ‘...zij draaien met hun hals, waarin hun aderen opzwellen.’ Bij Babel staat: ‘... hun halzen zwellen op en draaien rond.’ Uitleg zwakt het beoogde vervreemdingeffect af. Zo ook deze zin: ‘Ik wrijf mijn gezwollen benen tegen elkaar, lig op de losgetornde peluw uitgestrekt en val in slaap.’ De woorden ‘tegen elkaar’ en ‘uitgestrekt’ zijn onnodige toevoegingen, de ook in het Russisch vreemd klinkende herhaling van het persoonlijke voornaamwoord ‘ik’ wordt daarentegen weer weggelaten. Babel wilde zijn lezers shockeren, stimuleren en tot nadenken aanzetten. Uitleg vond hij uit den boze. Op diverse plaatsen bereikt Timmer in zijn vertaling onbedoeld het omgekeerde.
| |
4
Het is misschien niet terecht om op grond van de hier geuite bezwaren Timmers vertalingen als ondeugdelijk af te doen, laat staan Torso en Rode Ruiterij in hun geheel te torpederen. Dat doen we ook niet. Onze opzet was om aan te tonen of, en zo ja, hoe het beter had gekund. Onze conclusie luidt dat dit mogelijk was geweest als Timmer zich meer aan de letterlijke tekst van het Russische origineel had gehouden. In Timmers werkwijze proeven we een verlangen naar vereenvoudiging. Hij wil dolgraag dat de Nederlandse lezer de poëzie van Brodski of het proza van Babel goed begrijpt. Dit verlangen uit zich in allerlei omzettingen en toevoegingen die vooral bedoeld lijken te zijn om het de lezer makkelijker te maken. Deze houding van Timmer is, gezien zijn liefde voor de Russische literatuur, begrijpelijk, maar niet altijd te rechtvaardigen. Nogmaals daarmee zeggen we niet dat zijn vertalingen slecht zijn en de onze goed. ‘Goed’ en ‘slecht’ zijn waardeoordelen die je in dit verband maar beter kunt vermijden. Vertalen is benaderen, dat geldt zeker voor de werken van Brodski en Babel met hun strakke vorm en eigenzinnige metaforick. We gaan er vanuit dat iedere vertaler, mits integer, het origineel zo goed mogelijk wil afleveren bij het lezerspubliek. De ene keer lukt dat beter dan de andere keer, dat geldt voor Charles B. Timmer en voor een ieder die, zoals wij, in zijn voetsporen treedt.
|
|