Jorge Luis Borges
Onderwerp voor een roman die ik niet zal schrijven
Ik heb het onderwerp bedacht voor een roman die ik om redenen van blindheid en luiheid niet zal schrijven, en die de keerzijde zou zijn van de bewonderenswaardige Zwijnenoorlog, van Bioy Casares. Dat boek gaat over een samenzwering van de jongeren tegen de ouderen; het mijne, waarvan ik de redactie overlaat aan wie ook van mijn lezers, gaat over een samenzwering van de ouderen tegen de jongeren, van de ouders tegen de kinderen. Laten we eens kijken naar de verschillende gruwelijke mogelijkheden van zo'n boek, dat misschien niemand zal schrijven. Het is te hopen dat niemand het zal schrijven, want het zou een heel treurig boek zijn. Misschien had Léon Bloy de handschoen opgenomen.
Welk tijdstip is geschikt? Als we het boek erg ver in het verleden plaatsen, zal de lezer het gevoel hebben dat het een uiting is van tijd die wij ons niet kunnen voorstellen of die wij ons alleen vaag en onjuist kunnen voorstellen; als wij kiezen voor het heden, zal de lezer onontkoombaar veranderen in iemand die inspecteert of er vergissingen worden gemaakt. Het dilemma van de tijd komt terug waar het de ruimte betreft. Laten we dus zeggen de wijk Lomás de Zamora, in Buenos Aires, of de wijk Morón, in het laatste of voorlaatste decennium van de negentiende eeuw.
Hoeveel personages zijn nodig? Als het onderwerp eenmaal vaststaat, zal daaruit bij benadering een aantal af te leiden zijn; ik verwerp bij voorbaat de drommen van de Russische roman. Laten we zeggen negen of tien, aangezien onze opzet individuen van twee generaties vereist. Van die negen of tien moeten er twee op elkaar lijken om te zorgen dat de lezer ze verwart en zich er vele onbenoemden bij voorstelt.
De hoofdpersonen van het werk zijn de ouderen. Zij moeten heel verschillend zijn; los van de eisen die de intrige stelt moeten zij zijn die zij zijn. Zij zouden ook vaag kunnen zijn; zij zouden ook een onbepaalde gevreesde schaduw kunnen werpen. Sommigen, die krachteloos of onvruchtbaar of ziek zijn, benijden de jongeren om hun gewone gezondheid; anderen, die gierig zijn, willen niet dat hun kinderen het fortuin erven waarvoor zij zo hard hebben moeten werken; weer een ander, die is mislukt, kan niet berusten in het succes van zijn zoon; één van hen, sereen en lucide, denkt oprecht dat de jongeren ten prooi kunnen vallen aan elk willekeurig fanatisme en niet in staat zijn tot verstandig gedrag.
In de loop van die nog niet geschreven pagina's kunnen jongeren medeplichtigen worden van de ouderen die hebben besloten hen te vernietigen. Een oude man beveelt zijn zoon met een min of meer geloofwaardig voorwendsel, vanuit de armoedige kamer waarin hij ligt te sterven, een kameraad te vergiftigen; de zoon gehoorzaamt zonder te vermoeden dat ook hij het slachtoffer zal worden. Met dit onverkwikkelijke voorval zou het werk kunnen beginnen. Het zou eveneens kunnen beginnen met de beschrijving van een oude man die langdurig toekijkt hoe zijn zoon slaapt; de laatste hoofdstukken zullen ons de reden duidelijk maken. Dit onderwerp, zwakke verdorven mensen die, terwijl ze elkaar misschien haten, de handen ineen slaan om sterke jongeren af te maken, loopt het gevaar dat het belachelijk lijkt en aanleiding geeft tot parodie; het is de plicht van de schrijver, van de eventuele schrijver, het afgrijselijk te maken. De zwakheid van de beulen, het feit dat zij met velen moeten zijn om één mens te doden, legt hun de plicht op angstaanjagend te zijn en tegelijkertijd deerniswekkend, omdat duidelijk is dat de jaren hen krankzinnig hebben gemaakt.
Een vader kan zijn zoon bekeren en in de sekte inwijden, om hem vervolgens te offeren. De eerste hoofdstukken zullen geheimzinnige sterfgevallen te zien geven; de laatste zullen ons, evenals in het werk van Bioy dat ons tot voorbeeld dient, de sleutel aanreiken. Op een gegeven moment zullen wij een geheime samenkomst bijwonen, die wordt onderbroken door de onverwachte binnenkomst van een jongere. Een vader doet bij de autoriteiten aangifte van de moord op zijn zoon; de schuldige is hij of zijn medeplichtigen. Eén personage zinspeelt op het onvoltooide offer van Abraham of op de drieëndertigste zang van Dante's Hel. Een jongeman, die op de rand van zelfmoord staat, aanvaardt het vonnis van de ouderen met opluchting.
Misschien moeten wij afzien van de idee van een samenhang en het aantal personages terugbrengen tot twee. Eén, de oude man die begrijpt dat hij zijn zoon verfoeit; de ander, de zoon die zich gehaat en schuldig weet. De roman eindigt wanneer het einde nog niet is gekomen. Beiden wachten.
uit Sábado, 14 mei 1983
vertaling Barber van de Pol