Zbigniew Herbert
Meneer Cogito
vertaald en ingeleid door Gerard Rasch
Zbigniew Herbert, geboren 29.10.1924 te Lwów, debuteerde laat. Hij had toen al - in 1956 - de Tweede Wereldoorlog achter de rug (soldaat in de ondergrondse), de jaren van de wederopbouw en het stalinisme (studie, o.a. rechten en filosofie, ‘schrijven voor de la’). Zijn eerste bundels, Struna świata (een snaar van licht, 1956) en Hermes, pies i gwiazda (Hermes, de hond en de ster, 1957) werden goed ontvangen, met Studium przedmiotu (Een studie van het voorwerp, 1961) voegde hij zich bij de top van de Poolse poëzie.
De kritiek noemde zijn poëzie aanvankelijk graag ‘klassiek’, omdat Herbert de culturele erfenis van de westerse mens in tegenstelling tot vele collega's niet verloochende. De confrontatie echter, die hij doorvoert, de dialoog van de 20ste eeuwse mens met zijn verleden, verloopt bitter en ironisch in een taal die vaak prozaïsch is en weinig metaforen bevat. Apollo komt er niet goed af, de oude mythen, geloven en religieuze voorstellingen geven meer aanleiding tot spot dan tot affirmatie. In 1974 verscheen de cyclus Pan Cogito (Meneer Cogito). Ook hier sloeg de kritiek eerst een dwaalweg in. Ze zag de lyrische held van Herbert, bovengenoemde meneer Cogito, aan voor de ‘gemiddelde moderne mens’. Belast met de ervaringen van de geschiedenis zou hij denken en reageren als een soort grootste gemene deler. Maar meneer Cogito is noch behept met de kenmerken van de gemiddelde mens noch - nu hij dit eerste niet is - de spreekbuis van de dichter. Dit laatste is natuurlijk wel tot op zekere hoogte waar, het is echter belangrijker dat Herbert met de creatie van meneer Cogito een lyrische held heeft geschapen die zich, net als een romanheld, zelfstandig kan gaan ontwikkelen. Daardoor beschikt Herbert over een uitstekend medium om de beperkingen van het lyrische subject te overwinnen; in Nederland zouden we zeggen: om uit het ik-tijdperk te kunnen stappen.
Meneer Cogito is geenszins ‘gemiddeld’: hij denkt meer en weet meer dan zijn medeburgers, is kritischer en vertwijfelder, lijdt daarom meer, ziet daarom meer. Al denkend op zekere traditionele waarden voortbouwend, is hij ondanks alles in staat zijn innerlijke zelfstandigheid te bewaren. Uit het slotgedicht van de cyclus, De opdracht van meneer Cogito (en dit kan zowel de opdracht aan hem zijn als de opdracht die hij geeft), blijkt duidelijk dat we Cogito moeten zien in de traditie van de grote mythische helden wie hij trouw moet blijven:
je hebt overleefd niet om te leven
je hebt weinig tijd je moet getuigen
ga want alleen zo zul je worden opgenomen in de kring van de koude schedels
in de kring van je voorouders: Gilgamesj Hector Roland
verdedigers van een koninkrijk zonder grenzen en een stad van as
Deze opdracht is minder abstract dan men denkt - in feite werd hij door de gehele culturele, anti-totalitaire oppositie van Polen in de jaren '70 uitgevoerd - en hij wordt nog steeds uitgevoerd.
In deze jaren maakte meneer Cogito een opvallende evolutie door. In Herberts nieuwere gedichten keert hij vaak terug, hij zet zijn overpeinzingen voort, maar is nu wanhopiger en bitterder geworden, ziet de wereld en zich zelf niet meer zo ironisch en humoristisch als vroeger. Deze nieuwere gedichten die gebundeld werden in Raport z oblezonego miasta (Rapport uit een belegerde stad, Parijs 1983; in Polen zelf in twee ondergrondse deeltjes verschenen), zijn vol leegte, dood en apocalyps. Het is duidelijk poëzie van de eindtijd, net als het werk van Czeslaw Milosz die echter, in tegenstelling tot Herbert, steunt op het geloof.
Duidelijk ook laten deze gedichten zien dat het in deze eindtijd gaat om de confrontatie tussen oost en west, concreet de vermorzeling van de westerse culturele erfenis in Polen door het communistische systeem. Herbert drukt in wezen de tragiek uit van de Middeneuropeaan die Kundera onlangs zo boeiend heeft beschreven. Zijn geest is op het westen gericht, de westerse cultuur heeft ongelooflijk veel aan hem te danken - maar politiek zucht hij onder een systeem dat ernaar streeft alle individualiteit te onderdrukken en uit te roeien.