De Revisor. Jaargang 12(1985)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] C.L. van Minnen Splendid isolation Van eilanden het einde, Sirmio, of bijna: breder loopt de weg waar het water ieder ogenblik zichzelf de hand reikt, naar het hart. Een oud portaal staat in de steigers, ingekleed in wapperende lappen - steeds een glimp van wat daaronder, moegelachen, heer en meester mist. 22 Ik kan het opslaan als ik wil; men heeft het met gepaste schroom bespied, beslopen, vastgelegd: het kind dat voor de spiegel zat en in het beeld zichzelf wou zien - de vingers zagen niets dan glas. Weer trekt mijn hand de lijnen na van een gezicht, verwonderd als een mond die onbevangen proeft, en nu geniet, een smaak van vroeger: onderhuids is er een ander, een tastbaar sprekend spiegelbeeld. Heroïsch Het liet zich weerloos klinken in de holte van bewogen handen: geen lijn, geen plooi die onbedoeld het uitgespaarde negatief ontsnappen kon. Het kwam uit hem en het had uit hem mogen zijn. Hij kende de taal van het marmer, en wie haar vloeiend spreken doet in kleed en sluiers, gedrapeerd tot een zichtbaar vertraagd moment, vindt soms wat in is in wat aan is en een even vorstelijk noemen. En zo vond plaats een tweede ding, een mens, die groeide in het beeld, dat ooit naar niets gevormd werd dan een stil gemis: het marmer week en warmer met het uur. Een hand beweegt, dan opent zij de ogen. Zij dient zich bij haar maker aan als draagster van het kleed, de naam en zijn gedachte. Hij beziet verrukt eenmaal wie leven gaf en nemen kwam, gaat naar de wand om beitels, hamer, en vertrekt. Vorige Volgende