anti-vrijmetselaar, want wat ik van het onderwerp weet heeft mij ertoe gebracht mij een zeer gunstige voorstelling te maken van de Orde der Vrijmetselaars.’ (Hier dus weer geen initiatie...)
Wat Pessoa van het onderwerp wist mag aanzienlijk worden geacht: het resultaat van 20 jaar studie. Pessoa was een religieus mens zonder religie. De overtuiging dat de waarheid overal elders was dan hier, het al vroeg afstand gedaan hebben van elk in de vorm van een Kerk geïnstitutionaliseerd, ‘officieel’ geloof, en de levensnoodzaak om te komen tot kennis van die ‘andere’ waarheid - dat alles had Pessoa er aanvankelijk toe gebracht, vooral in de jaren 1906-1908, deze kennis te zoeken bij zowat alle grote filosofen, van de presocratici tot Nietzsche. Zijn poëtisch heteroniem in die tijd heette, veelbetekenend, Alexander Search. Maar een filosoof was Pessoa niet. Niet in staat te systematiseren, te synthetiseren, verliet hij de filosofische weg. De andere weg, de occulte, het geloof van de ongelovigen, bood zich al snel aan. Hij strookte namelijk met Pessoa's culturele vorming, gebaseerd op het Symbolisme, met zijn neoplatonische implicaties, terwijl het er bovendien ‘de tijd’ voor was. Belangstelling voor magische, mystieke, occulte of esoterische praktijken, volgens Enid Starkie, ‘always sprang into prominence at moments when the power of the Church was in a weakened condition - during the Renaissance, at the end of the eighteenth century and with Positivism in France after 1830. In these periods of religious doubt and uncertainty the inherent need for mysticism expressed itself in this manner’. Vooral op het eind van de vorige eeuw werden vele mystieke broederschappen opgericht, of kwamen tot nieuwe bloei. Zijn hele verdere leven zal Pessoa het occulte, in zijn verscheiden hoedanigheden en verschijningsvormen, gebruiken als een van de wegen naar kennis van de ‘supra-werkelijkheid’.
Meer dan van de rede en de logica (vandaar het failliet van de filosofie) komt kennis, voor Pessoa, van de contemplatie, de reminiscentie en de verbeelding. Dit blijkt voor het eerst duidelijk in werk uit de jaren 1913-1915: de korte cyclus Além-Deus (Voorbij-God), vermoedelijk van januari 1913, de in het Engels geschreven 35 Sonnets (1913-1914), de cyclus van 14 sonnetten Passos da Cruz (Kruiswegstaties) van 28.11.1913 tot in 1915, de Ode marítima (Ode van de zee; 1915?), en, vreemd genoeg, het werk van het heteroniem Alberto Caeiro, grotendeels geschreven in 1914.
In het eerste gedicht van Além-Deus, Abismo (Afgrond), staat de dichter aan de oever van de Taag naar de rivier te kijken, en wel zo intens, dat hij vergeet dat hij kijkt, dat hem een toenemende gewaarwording doordringt van leegte in zich en om zich heen, en in de totale leegte die ten slotte ontstaat komt hij tot de slotzin: ‘En plotseling ontmoet ik God.’ Ook in het Engelse sonnet XXVIII is het een rivieroever (‘The edge of the green wave whitely doth hiss’) waarvan de beschouwing de dichter aanzet tot een verwoording van zijn levensgevoel die definitief geldig zal blijven: ‘Surely reality cannot be this! / Somehow, somewhere, this surely does but seem!’ Alles wat hij ziet ‘Is not something, but something interposed. / Only what in this is not this is real.’ De benadering van Alberto Caeiro (niet denken, maar zien) is in wezen niet anders, met dit verschil dat er geen mysterie is dan de dingen zelf, die immers niet meer zijn dan wat we ervan zien. Caeiro is een mysticus die het mysterie ontkent.
Met de idee van reminiscentie komen we op het terrein van de occulte wetenschappen in engere zin. Gemeen aan vrijwel alle is de gedachte dat het leven een Val op aarde is, door diverse stadia van incarnering, en dat de mens een vage herinnering behoudt aan, of verlangen naar, zijn vroegere, ideale wezen. Deze stadia ziet Pessoa als de ‘kruiswegstaties’ langs welke de dichter is geworden tot ‘dit vertroebelde, verbannen wezen’. Reminiscentie als weg naar kennis zal in vrijwel al Pessoa's occulte gedichten een belangrijk element zijn.
De Ode van de zee, ten slotte, van het heteroniem Álvaro de Campos, integreert de drie elementen, contemplatie, reminiscentie en verbeelding. Dit omvangrijke gedicht dat, zoals ook enkele hierboven genoemde, begint met een beschouwing van de Taag, is een titanische poging om, met behulp van de verbeelding, een voorstelling te geven van waartoe de reminiscentie kan leiden, van wat er gebeurt op het moment dat de kade Kade wordt, ‘Wanneer het in de buiten-wereld is alsof een deur zich opent / En, zonder dat er iets verandert, / Alles opeens anders is’. Al diegenen (en er zijn er wat) die dit aspect over het hoofd zien en het gedicht lezen als het zoveelste staaltje verbaal vuurwerk van het Futurisme, hebben er niets van begrepen. De Ode van de zee is een hiërofanie. Ofschoon uit deze vroege werken misschien geconcludeerd mag worden dat Pessoa reeds enige kennis van occulte wetenschappen had, komt de werkelijke ‘initiatie’ (niet ritueel maar literair) in 1915, wanneer hem wordt gevraagd enkele boeken over theosofie te vertalen. Tussen 9 september en 25 oktober 1915 vertaalt Pessoa het Theosofisch Compendium van C.W. Leadbeater (uitgegeven in 1916), en tot in 1926 werken van dezelfde auteur, en van van Annie Besant en andere theosofen. In een brief van 6 december 1915 aan zijn vriend Mário de Sá-Carneiro, een brief die niet, zoals helaas de rest van Pessoa's aandeel in deze kostbare briefwisseling, verloren is gegaan (omdat hij niet verstuurd werd), beschrijft Pessoa zijn ontdekking. We laten het betreffende gedeelte uit de brief hier volgen, omdat het een indruk geeft van wat deze leer, en meer in het algemeen de occulte wetenschap, voor hem betekende:
‘De intellectuele crisis die me nu overvallen heeft komt voort uit de omstandigheid dat ik kennis heb genomen van de theosofische doctrines. De wijze waarop ik die heb leren kennen was, zoals je weet, zeer banaal. Ik moest een paar theosofische boeken vertalen. Ik wist niets, absoluut niets van het onderwerp. Nu ken ik, uiteraard, de essentie van het systeem. Het heeft me geschokt in een mate die ik, in het geval