De Revisor. Jaargang 10(1983)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Eugenio Montale uit Quaderno di quattro anni (1977) De herinnering De herinnering was een literair genre in de tijd dat het schrift nog niet bestond. Daarna werd zij kroniek en overlevering maar er hing toen al een lijklucht omheen. De levende herinnering is herinneringloos, ze rijst niet op uit de geest en verzinkt er niet in. Ze voegt zich toe aan het bestaande als een krans van nevel om het hoofd. Ze is al verdampt, je weet niet of ze nog terugkomt. Vaak is het zo dat ze zichzelf niet eens meer herinnert. Geschiedenis van elke dag De enige wetenschap die op de been blijft de eschatologie is geen wetenschap, maar een gegeven van elke dag. Het gaat om de kruimeltjes die verdwijnen zonder dat ze vervangen worden. Wat maken die kruimeltjes nou uit mompelt de ingewandziener, het is de taart die blijft, ook al is hij hier en daar wat gehavend en ingezakt. Alles hangt af van een goed rijpingsproces, een eeuw zal de smaak meer bevorderen dan tien jaar, een millenium meer dan honderd jaar. Het is duidelijk dat zij die er later van proeven beter af zullen zijn, ook al beseffen ze dat niet, en ‘de rest is literatuur’. [pagina 71] [p. 71] Lofprijzing van onze tijd Je kunt niet genoeg benadrukken hoe belangrijk de wereld is (ónze wereld, welteverstaan): zij is waarschijnlijk de enige waarin men de kunst verstaat om te doden en tegelijkertijd kunstwerken te scheppen voorbestemd om een ochtend te leven, ook al is dat millennia of nog meer. Nee, je kunt haar niet hoog genoeg prijzen. Alleen moet je wel opschieten, want het zou wel eens vlug zover kunnen zijn dat de kikker uit de bekende fabel te sterk zal zijn opgezwollen. Het domein van het onmenselijke Het is niet plezierig je onder de grond te weten ook al kan de plaats misschien lijken op een Eiland der Doden met een vleugje Renaissance. Het is niet plezierig eraan te denken maar het beroerdste is toch het te zien. Een paar cypressen, tweederangstomben met namaakbloemen, buiten wat parkeergelegenheid voor onwaarschijnlijke motorvoertuigen. Maar ik weet dat deze doden hier vlak in de buurt woonden, jij vormde een uitzondering. Ik huiver bij de gedachte dat datgene wat daar ligt, een stuk of wat botten en een paar sieraden, beschouwd werd als het geheel van jou, en misschien was het dat ook wel, het is gruwelijk. Misschien dacht je toen je zo haastig vertrok dat wie het eerst op weg gaat ook de beste plaats krijgt. Maar welke plaats en waar? Je blijft met een menselijk hoofd denken wanneer je het domein van het onmenselijke betreedt. vertaling Frans van Dooren Vorige Volgende