De Revisor. Jaargang 10
(1983)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Willem de Ruiter
| |
[pagina 17]
| |
Gödel bewees dat er zelfs in de rekenkunde ware uitspraken bestaan, die met geen mogelijkheid met de voorhanden axioma's bewezen kunnen worden. Deze ware uitspraken kunnen wel als axioma in de rekenkunde worden opgenomen, maar dan zijn er weer andere ware uitspraken die in dat nieuwe axiomastelsel niet bewezen kunnen worden. Dit betekent dat de wiskunde rijker is, dan door een formeel systeem kan worden vastgelegd. Met een axiomatisch stelsel als net wordt slechts een deel van de waarheden gevangen. De vermogens van de menselijke geest kunnen dus niet volledig worden geformaliseerd en er zullen altijd nieuwe principes van bewijsvoering op ontdekking liggen te wachten. De huidige computers opereren volgens een vast stel voorschriften die in de machine zijn ingebouwd; zij geven dus antwoord op problemen door stap-voor-stap te werk te gaan; dus liggen volgens Gödel bepaalde problemen buiten het gezichtsveld van de computer. Nu wordt in de personetica dit fundamentele probleem opgelost. Het intelligente bewustzijn ontstaat, volgens Lem, wanneer men erin slaagt bepaalde tegenstrijdigheden, antinomieën, antagonismen in de logica van de personoïde te bouwen. ‘Wil men een nabootsing van de mens maken, dan moeten sommige van zijn fundamentele tegenstrijdigheden
Stanislaw Lem
gereproduceerd worden’, schrijft Lem in Non Serviam. Hoe dit zou moeten, bespreekt Lem uiteraard niet, ‘aangezien ook professor Dobb niet verder ingaat op dit ontzaglijk moeilijke probleem.’ Het menselijke bewustzijn bevat dus bepaalde tegenstrijdigheden met een buitenlogisch karakter. Wanneer er immers in een systeem een strikt logische tegenstrijdigheid voorkomt, dan kan men uit dat systeem elke willekeurige conclusie afleiden en wordt dat systeem, logisch gesproken, opgeblazen. Lem maakt bij de behandeling van het derde grote vraagstuk dat hij aan de orde stelt - het al dan niet bestaan van God - gebruik van dit logische principe: ‘Het is dus zo: óf God is volmaakt rechtvaardig en kan zich dan niet het recht aanmatigen de “ongodvruchtigen” te straffen voor het “ongodvruchtig” zijn (...), óf Hij zal toch de ongelovigen straffen en dit betekent dat Hij in logisch opzicht niet volmaakt rechtvaardig is. Wat volgt hieruit? Er volgt uit dat Hij kan doen wat Hij maar wil, want als er in een logisch systeem één enkele tegenstrijdigheid voorkomt, dan kan men volgens het principe ex falso quodlibet uit het systeem elke conclusie afleiden die men maar wil.’ Dit is de enige passage uit Non Serviam, waar Lem de indruk maakt zich niet helemaal volledig zorgvuldig te hebben uitgedrukt: want het is met de beste wil van de wereld niet mogelijk een tegenstrijdigheid te ontdekken in dit citaat. Vereenvoudigd is de bewering als volgt: ‘óf God is volmaakt rechtvaardig en zal dan niet straffen, óf God straft en is dan niet volmaakt rechtvaardig.’ Deze bewering bevat geen contradictie. Het is echter eenvoudig de bewering aan te vullen tot een volledig contradictoire uitspraak: ‘óf God is volmaakt rechtvaardig en zal dan niet straffen, maar God is almachtig en moet kúnnen straffen, óf God straft en is dan niet volmaakt rechtvaardig, maar God is volmaakt en dus ook volmaakt rechtvaardig.’ Hoe zit het met de realiseerbaarheid van Lems toekomstvisie? Er zijn twee onoverkomelijke problemen: het eerste is al aan de orde geweest en heeft betrekking op het inbouwen van fundamentele tegenstrijdigheden in de computer om de tentakels van Gödel te kunnen ontwijken. Het tweede betreft het tijdsverloop in het personoïde universum. Om de experimenten succesvol te doen zijn, moet de tijd in de computer vele malen sneller - zo'n dertig miljoen maal - verlopen dan in ons universum. Wanneer de computersimulatie van de personoïde intelligentie steeds nauwkeuriger op de menselijke geest gaat lijken, dan zal om principiële redenen niet aan deze eis kunnen worden voldaan. In feite zal een simulatie van de menselijke geest langzamer verlopen dan de processen in de geest zelf. Verlopen de ‘denkprocessen’ in de computer sneller dan bij de mens - zoals bijvoorbeeld bij een schaakcomputer -, dan zullen deze ‘denkprocessen’ nauwelijks lijken op het menselijk denken. |
|