De Revisor. Jaargang 10(1983)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Stéphane Mallarmé Le vierge, le vivace et le bel aujourd'hui Va-t-il nous déchirer avec un coup d'aile ivre Ce lac dur oublié que hante sous le givre Le transparent glacier des vols qui n'ont pas fui! Un cygne d'autrefois se souvient que c'est lui Magnifique mais qui sans espoir se délivre Pour n'avoir pas chanté la région où vivre Quand du stérile hiver a resplendi l'ennui. Tout son col secouera cette blanche agonie Par l'espace infligé à l'oiseau qui le nie, Mais non l'horreur du sol où le plumage est pris. Fantôme qu'à ce lieu son pur éclat assigne, Il s'immobilise au songe froid de mépris Que vêt parmi l'exil inutile le Cygne. Plusieurs sonnets, II [Vertaling] Het prachtig, levenskrachtig, maagdelijk vandaag, zal dat doen scheuren nog met dronken vleugelslagen dit hard vergeten bergmeer onder rijm gedragen door heksend gletsjerglas van vluchten ongeslaagd? Ik ben herinnert zich een zwaan uit vroeger tijd voortreffelijk maar zonder hoop blijft zich bevrijden die aan zijn woongebied geen zangen wilde wijden toen de steriele winter blonk van ledigheid. Dit witte wee gelegd door de ontkende ruimte ontschudt de vogel aan zijn hele halsgepluimte maar niet zijn buikdons aan de gruwel van de vloer. Schim die uit pure schitter aantoont te bestaan en die voor kille afkeerdroom niet meer verroert die in zinloze ban bekleed wordt door de Zwaan. [pagina 39] [p. 39] Le tombeau de Charles Baudelaire Le temple enseveli divulgue par la bouche Sépulchrale d'égout bavant boue et rubis Abominablement quelque idole Anubis Tout le museau flambé comme un aboi farouche Ou que le gaz récent torde la mèche louche Essuyeuse on le sait des opprobres subis Il allume hagard un immortel pubis Dont le vol selon le réverbère découche Quel feuillage séché dans les cités sans soir Votif pourra bénir comme elle se rasseoir Contre le marbre vainement de Baudelaire Au voile qui la ceint absente avec frissons Celle son Ombre même un poison tutélaire Toujours à respirer si nous en périssons. [Vertaling] De in de grond verborgen tempel spreidt robijnen en modder uit de grafmond kwijlend van riool vol gruwel heel de muil van enigwelk idool Anubis waaromheen woest blaffend vlammen deinen of dat nieuw gaslicht de verloenste koordlont twijne uitvaagster welbekend van schandedracht frivool jaagt brand het in een schaam waarin geen sterven school welks vlucht lantaarngewijs de slaap zoekt buiten 't zijne welk loof in steden zonder de beloofde nacht gedroogd zal kunnen zegenen als zij weer zacht neerzitten aan het marmer loos van Baudelaire ten sluier bevend in afwezig Haar omslaan Diegeen wier Schaduw zelf een gifstof ten verwere steeds in te ademen al sterven wij eraan. Vorige Volgende