Tis toch wat geks met die dood.
Ik heb eens iemand gekend die liet zich door zijn dochter uitstrooien op een geheime plaats. Zij was de enige die die plaats kende. Als zij dood zou gaan moest haar as daar ook terecht komen. Maar dat is niet gebeurd. Want toen ze dood ging wist ze niet meer waar het was. Dat onze kippen dood zijn betekent niet zo veel. Als ze wèg zouden zijn, dat zou een ramp betekenen.
Maar wat gaan we in godsnaam met die dooie kippen doen.
Hou toch op met je eeuwige dood en dood. Doen en dood dat ligt jou in de mond bestorven. Kijk liever naar de zes Brahmapoetra's. Geen veren. Geen beharing in het gezicht. Sterke dijen.
(neemt een Brahma in zijn arm) O wat een schoonheid. Wat een schat. (knuffelt het) Ik zou je kunnen opvreten.
't Kan makkelijk. De ogen oranje, de snavel...
Stil toch. Je ziet dat haar oogjes gesloten zijn. Maar niet voor altijd. Ik moet er nog wat op vinden en ik zal er wat op vinden. Een nieuwe opdracht!
Neem mijn laatste boek, de driedelige ‘legnood’. Waarvan ik alleen al in het eerste deel de helft heb besteed aan de oorzaak en bestrijding van ontstekingen en zwaktes in het strottehoofd.
Weet u wat ik een prachtig hoofdstuk in dat boek vond? Nee echt waar. Nou nergens om.
Waar u het heeft over het vaststellen van de aanwezigheid van een windei. Van die kip die daar met hangende vleugels...
... meer zittend dan lopend het nest bezoekt. Geen resultaat.
Je kunt zout in de legdarm stoppen.
De prikkeling die dan ontstaat kan het ei soms te voorschijn brengen.
Vaak moet je grover te werk gaan. Met olie.
Voorzichtig dat de schaal niet breekt want daar schiet je geen donder mee op. Ik bedoel.
De legdarm wordt gekwetst en de schade is niet te overzien.
Het beest wordt lusteloos.
Humeurigheid neemt de overhand.
(heftig) Natuurlijk moet je het afzonderen. Dat is toch het enige dat helpt.
(luid) Absolute afzondering.
Dan komt het beest tot zich. Het hersenvocht komt tot zich zelf.
Stil! Ik heb deel voor deel vol geschreven. Er is nog veel meer te schrijven op deze wereld. Je gaat maar zitten. Je beweegt je hand. En beweegt en beweegt en beweegt je hand. En je schrijft en je schrijft en je schrijft en je schrijft.
Ik ga schrijven over mijn Brahma's.
Over mijn dòde Brahma's.
Over hun kleurverandering.
Over het verschil in temperament.
Let op. Kun je aan het uiterlijk van een dode zien of er temperament aanwezig was toen hij nog leefde?
Wat blijft er over van zo'n temperament.
Bladzijden zie ik weer voor me. Dat is toch interessant.
Dat is toch interessant niet waar? Daar heb je toch wat aan niet waar? Daar leef je toch helemaal van op!
Waarom heeft u het gedaan meneer Wijnstok?
Laat me de Padua eens zien.
Niet dè Padua. Jouw Padua!
Voordat ik naar het noorden ging hadden we afgesproken dat u me geen kip meer zou vragen.
Tuurlijk. Natuurlijk weet ik dat. Maar misschien wil je wel... Nog een keer. Voor het allerlaatst. Een beetje zekerheid heeft de mens toch nodig als het om de dood gaat.
En u belooft me dat u antwoord geeft.