De Revisor. Jaargang 10
(1983)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Etty Mulder
| |
[pagina 19]
| |
omdat men althans de illusie kan koesteren dat de tekst ‘als drager van informatie’ ons meer en vooral ook meer direct houvast biedt dan de muziek. Het is vanuit deze illusie dat men zich tot voor kort in commentaren en analyses met betrekking tot de tetralogie voornamelijk met de tekst heeft bezig gehouden. Terecht opent Deryck Cooke zijn studie van de Ring met een polemische uiteenzetting over de wijze waarop de muziek waarin Wagner naar eigen zeggen zijn ‘poëtische doelstelling’ in zijn meest volkomen vorm al had vastgelegd, werd veronachtzaamd. Hoe talloze bladzijden, boekwerken werden gewijd aan ‘het verhaal’ met alle mogelijke interpretaties ervan, en hoe vrijwel het enige dat ten aanzien van het muzikale materiaal werd geponeerd, besloten ligt in de verwarrende, gedateerde term Leitmotive.Ga naar eindnoot4 Het is deze term die ‘staat’ voor Wagners literair-muzikale conceptie waarbinnen het erom gaat dat literaire en muzikale ‘thema's’ met elkaar kunnen worden geïdentificeerd en tezamen, afhankelijk van herhaling en de frequentie waarin zij zich voordoen, het psychologische referentiekader van het drama vormen. Het is onmogelijk om vanuit muzikale gezichtshoek veronderstellingen te doen met betrekking tot het literair-psychologische gegeven van ‘slapen en waken’ in de vier opera's en het proces van Erwachung dat zich erin voltrekt, zonder eerst stil te staan bij het compositie-procédé waarop met de term ‘Leitmotive’ wordt gedoeld. En, hoe misleidend de term ook moge zijn, hij is dermate ingeburgerd dat het niet juist zou zijn hem zomaar te seponeren. Vooral ook bij gebrek aan een goed alternatief. De term is afkomstig van een Ring-commentator van het eerste uur, Hans Paul von Wolzogen, die in 1878 pionierswerk verrichtte door een nauwgezette analyse die hij liet resulteren in een index van zelfstandige muzikale ‘eenheden’ die Wagner gebruikt zou hebben om de identiteit van gevoelens, personen en objecten in het drama te fixeren.Ga naar eindnoot5 Muzikale identiteiten die in het verloop van de vier opera's als een ‘das ganze Kunstwerk durchziehendes Gewebe von Grundthemen’ het psychologisch referentiekader zouden vormen. Kenmerk van het Leitmotiv is dat het niet per definitie hoeft op te treden als muzikaal referentiepunt voor een dramatisch element dat synchroon met dat motief ‘aan de orde’ is, maar dat het zich eveneens kan voordoen zonder direct gerelateerd te zijn aan de specifieke dramatische situatie van een bepaald ogenblik, geheel los van het gegeven waar het bij ‘hoort’, waardoor voor een luisteraar een dubbele bodem in zijn beleving ontstaat: het ‘motief’ reflecteert op iets dat in het voorafgaande al is geschied of loopt vooruit op de ontwikkeling binnen de intrige. De uitgebreide index van Leitmotive die von Wolzogen opstelde en waarmee de muziek van de Ring in feite kapot werd geanalyseerd, heeft een ernstige misvatting tot gevolg gehad. De misvatting als zou de Ring in muzikaal opzicht niet méér zijn dan een stelsel van losse motieven, een knap in elkaar geconstrueerd plakwerk van zelfstandige muzikale eenheden, elk verwijzend naar een eraan toegekend literair-psychologische betekenis. Een ‘vroege’ analyticus als von Wolzogen valt deze veel te simpele interpretatie niet euvel te duiden. Opvallend is echter dat zijn werk pas in 1979 grondig werd gekritiseerd en in een juist perspectief geplaatst door Cooke, die uitlegde en beklemtoonde hoe het compositorische systeem waarbinnen deze als Leitmotive gekenschetste kernen functioneren er een is van voortdurende ontwikkeling, organische groei; hoe deze ‘motieven’ zich genetisch uit elkaar ontwikkelen, geheel overeenkomstig de groei en de ontwikkeling van het drama. Het was ook Cooke die de term ‘Leitmotiv’ als foutief kenschetste door erop te wijzen dat een motief in de muziek strikt genomen beschouwd moet worden als de allerkleinste muzikale eenheid die als een zelfstandige entiteit is aan te wijzen. De Leitmotive in de Ring zijn evenwel zeer variabel van lengte, korte motieven zijn zeker te vinden maar de meeste muzikale gegevens waar het hier om gaat zijn volwaardige symfonische thema's, thematische frasen of formules. Wagner zelf, die in verschillende context termen gebruikte als Naturmotiv, Grundmotiv of Hauptmotiv gaf de meest ‘rake’ omschrijving met zijn formuliering van deze muzikale isotopieën als melodische MomenteGa naar eindnoot6 waarmee hij ook de suprematie van de melodie, het horizontale aspect boven het verticale in zijn muziek beklemtoonde.
Eén van de belangrijkste aanknopingspunten in het zoeken naar muzikale metaforen van bewustzijnsfasen in de Ring die samenhangen met ‘slapen en waken’, respectievelijk de ‘Erwachung’ die als bewustwordings proces kan worden aangewezen, ligt - als vanzelfsprekend - in de gigantische Es-Dur cluster waarmee de openingspassage van Das Rheingold inzet. Terwijl deze cluster minuten lang klinkt en er nog geen handeling op het podium is, worden we ingeleid in het drama dat letterlijk onder water begint. Het water dat in zijn diepste diepten het goud herbergt. De staat der natuur is, zolang de cluster klinkt en zolang het goud nog niet geroofd is, ongerept. Het is een oer-staat waarin wel begeerte en verlokking (Alberich, de Rheintöchter) bestaan, maar geen liefde. Een opvatting van de Ring als bewustwordingsproces houdt automatisch in dat er, vanaf deze onder-waterwereld van het voorbewuste, klinkend in Es-Dur, bewoond door dwergen en meermin-achtige wezens - er is letterlijk nog geen mens te bekennen -, een geleidelijk stijgende lijn te ontdekken zou moeten zijn naar de hoogst denkbare vorm van menselijk bewustzijn, de hoogste vorm van weten die samenvalt met de hoogste vorm van liefde. De figuur die deze naar menselijke maatstaven hoogste vermogens belichaamt is Brünnhilde, dochter van de Urwala, de alwetende, oerwetende (eerst urweise maar tenslotte unweise genoemde)Ga naar eindnoot7 in de natuurstaat van het Es-Dur ‘wortelende’ aardgodin Erda. | |
[pagina 20]
| |
De muzikale metafoor van de ongerepte onder-waterwereld waaruit het drama tot ontwikkeling komt en waarin alles uiteindelijk terugkeert, wordt breed geëxposeerd door de meest ‘natuurlijke’ der orkestinstrumenten, de hoorns:
Cooke illustreert de ontwikkeling van de cluster met motieven in de volgende, hiërarchische opeenvolging:Ga naar eindnoot8
NATUURMOTIEF
ERDA-MOTIEF
Het is vooral aan het begin van de derde akte van Siegfried dat de ambivalentie van het natuur- en het Erdamotief blijkt, wanneer zij daar tot haar middel opstijgt en door de Wanderer wakker wordt geroepen. Dat haar weten profetisch is in zoverre het de loop der dingen kan voorspellen blijkt al direct bij haar eerste ‘optreden’ in de laatste akte van Das Rheingold waar ze Wotan waarschuwt tegen de gevaren van het bezit van de Ring: alles wat Der Ring des Nibelungen de luisteraar en kijker te bieden zal hebben is haar, tot en met het einde, bekend. De schemertoestand waarin haar ‘weten’ de grens naar het bewustzijn zoekt te overschrijden, boven water tracht te komen, wordt gesymboliseerd door de stijgende beweging van haar motief. Zij personificeert een schemering op de grens van nacht naar dag. Men zou hier het literatuurwetenschappelijke begrip iconiciteitGa naar eindnoot9 kunnen introduceren: de visuele en auditieve hoedanigheden van het genoteerde, respectievelijk klinkende Erda-motief zijn dragers van het beeld dat de godin oproept. Het beeld van het vanuit oer- en alwetendheid opstijgende, ontluikende bijna-menselijke bewustzijn, als specificatie en verbijzondering van het louter goddelijke. Deze stijgende muzikale lijn wordt letterlijk omgekeerd, de grensoverschrijding wordt er één van dag naar nacht in dalende beweging wanneer Erda de ‘Dämmerung’ aankondigt van het bewustzijn - het licht - waarvan zij het beginsel in zich draagt, dat in haar dochter Brünnhilde zijn volmaakte vorm bereikt en dat gedoemd is ten onder te gaan. Bij de profetische woorden: Alles was ist, endet vindt een muzikale omkering plaats van de Erda-formule. Een omkering die gekenschetst is als het Götterdämmerung-motief. | |
[pagina 21]
| |
Het ‘Urweltweise’ orakel dat zich conform Wagners diepste credo over de betekenis van de toonkust al woordeloos in de muziek manifesteert voordat zij op het podium een rol heeft, bezit een tragisch besef van opkomst en ondergang, van het cyclische, in zichzelf onveranderlijke. Van wat men met een understatement zou kunnen omschrijven als ‘de loop der natuur’. Ook: het ‘natuurlijke’ in de zin van het aangeborene: het karakter. Wat dat laatste betreft doet haar aanwezigheid zich alom gelden: Wanneer de Wanderer aan het begin van de tweede akte van Siegfried de tot draak getransformeerde reus Fafner wakker roept (die op dat moment de ring in zijn bezit heeft) gevolgd door de op de ring beluste Alberich, dan antwoordt Fafner met de zinsneden: Ich lieg und besitz, lasst mich schlafen... Bij wijze van verklaring van dit voor ‘de psyche’ van de ringbezitter veelzeggend standpunt (de reus is dom en zelfgenoegzaam, hij wil niet ‘weten’) citeert de Wanderer Erda's waarheden over de onveranderlijkheid der dingen, begeleid door de bij haar horende muzikale frase: Alles ist nach seiner Art, an ihr wirst du nichts ändern:
Zoals al eerder werd beklemtoond houdt de moeder-dochterverhouding van Erda en Brünnhilde verband met twee duidelijk te onderscheiden bewustzijnsfasen die in een genetische relatie tot elkaar kunnen worden geplaatst. Brünnhilde vertegenwoordigt een latere, hogere dimensie van inzicht, de hoogste vorm van Erwachung. Zij bezit het vermogen tot ‘weten’ dat samenvalt met het hoogste (en dus fatale) menselijke vermogen tot liefhebben. Het ‘uitzetten’ van een lijn die Brünnhilde ook in muzikaal opzicht aan Erda bindt, is tamelijk complex. Zoals zal blijken zou ten hoogste gezegd kunnen worden dat aantoonbaar is hoe Brünnhilde in muzikaal opzicht, vooral wat betreft haar ‘slaap-motief’, uit hetzelfde onder-water-domein stamt als Erda, zodat er hoogstens gewezen kan worden op een duidelijk aanwijsbare, gemeenschappelijke muzikale herkomst.
Aan een poging tot nadere profilering van de muzikale ‘figuur’ van Brünnhilde, waarmee het bovenstaande in het noodzakelijke perspectief wordt geplaatst, dient een inleidende opmerking vooraf te gaan. Tegen de achtergrond van Wagners opvatting over de woord-toon-verhouding en de psychologische waarden die de muziek ten opzichte van de tekst vertegenwoordigt (zowel in algemene als ook in specifieke zin) is het niet verwonderlijk dat er een bijzondere betekenis moet worden toegedacht aan de verhouding tussen (het bezit van) bewustzijn en (het bezit van) taal. Over de muziek van de Ring is in het bovenstaande al opgemerkt dat zij de functie vervult van ‘een’ nog niet tot articulatie, nog niet tot taal en tekst uitgegroeide vorm van het drama. De muziek is het drama in een premature fase. Overeenkomstig die gedachte kán de eerste grensoverschrijding die in Das Rheingold plaats vindt vanuit de ongearticuleerde muzikale klank naar een eerste vorm van taal, - kúnnen de eerste ‘woorden’ waarin het taaldragende bewustzijn zich aankondigt niet anders zijn dan kindertaal, magische wieg-waterwoorden: weia waga woge, du welle, walle zur wiege, wagala weia!, wallala weiaa wei---a!! Ook in muzikaal opzicht refereert Wagner hier aan het allereerste dat een mens, een pasgeborene, te horen zou kunnen krijgen:
| |
[pagina 22]
| |
kelen. Het is dezelfde ‘uit het water geboren’ dochter van de Rijn Woglinde die ons attendeert op de interpenetratie van licht en duisternis, op het eerste moment van ‘ontwaken’ in de Ring, het moment waarop het drama in beweging wordt gezet omdat datgene waar alles om draait: het goud dat ‘de slaap van het pre-bewustzijn’ sliep, door zonnestralen wordt gewekt. Zo lijkt het althans, want in feite is het niet het goud, maar de aandacht van de dramatische personages en vooral ook de onze die door dat licht wakker wordt geroepen. Woglinde zingt: ‘Lugt, Schwestern! Die Weckerin lacht in den Grund ...’. Waarop Wellgunde en Flosshilde melden hoe zij (de zon) ‘de slapende’ groet en vervolgens zijn ogen kust opdat die zich zullen openen. Het is van belang erop te wijzen dat er een parallel bestaat tussen deze meest prille vorm van Erwachung in Das Rheingold, waar één ‘pool’ van het drama, de materiële van het goud, wordt gewekt, en de allerhoogste immateriële ‘ontwaking’ binnen de Ring, die van Brünnhilde in de derde akte van Siegfried. Het is van belang te wijzen op deze parallel, niet alleen vanwege de onverbrekelijke, paradoxale samenhang van macht (gesymboliseerd door goud) en liefde (gepersonificeerd door Brünnhilde), maar vooral vanwege het feit dat deze beide ‘polen’ door eenzelfde macht in werking treden, een die op het podium niet in een zinnebeeld is te vatten, de allerhoogste levenskracht: de zon. Het is van belang erop te attenderen dat Brünnhilde, eenmaal gewekt, niet Siegfried als eerste begroet, maar de zon, het licht:
De muzikale identificatie die mogelijk is tussen haar slaapmotief en het weia-waga van Woglinde, de paradoxale tweeeenheid van het ‘prebewuste slapende’ goud als symbool van macht en de slapende Brünnhilde als personificatie van liefde, wordt in de slotpassage letterlijk door de tekst toegelicht. Brünnhilde, die de vuurdood kiest, versmelt daar met het goud, ze brengt het terug waar het vandaan kwam, herstelt de oertoestand. De Rheintöchter kunnen de ring uit haar as terugnemen: Was ihr begehrt, ich geb'es euch, aus meiner Asche nehmt es zu eigen. Liefde en macht vormen een ondeelbaar geheel, zij slepen elkaar mee, ook in de ondergang. Waarna het meest existentiële van alle menselijke drama's opnieuw kan beginnen. |
|