De Revisor. Jaargang 10
(1983)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
Gemengde GevoelensDe natuurlijke taal en het rationalisme van Rudy KousbroekBij de minste geringste aanraking met de natuurlijke taal, die, hoe vertrouwd ook, de geleerden onophoudelijk voor raadsels stelt, stuiten we op het zo moeilijk van moedwil te onderscheiden misverstand, dat is nu eenmaal het risico van het spreken. Tot de betreurenswaardigste misverstanden behoort het idee dat zij door de taal zelf gecreëerd worden. Alsof de mens daaraan part noch deel heeft. Wie de taal een op dat idee gebaseerd tekort toeschrijft is als die kolonel die tijdens de oefenparade de trombonisten uitschold omdat ze niet op de maat schoven. Ook neemt hij de appel kwalijk dat hij naar beneden valt, en de priemgetallen dat ze ondeelbaar zijn en onvoorspelbaar. Helaas wemelt het, vooral in Wetenschapsland, van zulke kolonels. Het oer-type vinden we in Chomsky, die dan ook, met een beroep op wetenschappelijke integriteit, het opnam voor de historicusGa naar eindnoot1 die ons voorhield dat de gaskamers nooit hebben bestaan. Een Nederlandse uitgave is Rudy Kousbroek, die reeds in 1967 doof en blind bleek voor de realiteit van de natuurlijke taal, getuige zijn aanval op het beroemde gedicht ‘Tijd’ van Vasalis,Ga naar eindnoot2 dat aanvangt met de sleutelzin ‘Ik droomde dat ik langzaam leefde ...’ Bij hem riep de woordgroep ‘langzaam leefde’ een beeld op, diametraal tegengesteld aan de inhoud van het gedicht. Daarmee was voor hem de Kous af en de weg vrij, de grofste beschuldigingen te uiten aan het adres van Vasalis en haar bewonderaars. Niet alleen kon de juistheid van de aan zijn interpretatie diametraal tegengestelde voorstelling van zaken, die van het vers dus, exact worden aangetoond, zoals o.a. Aad Nuis deed,Ga naar eindnoot3 zelf had Kousbroek geen enkel argument aangevoerd om zijn zienswijze te rechtvaardigen, terwijl hij bovendien suggereerde dat Vasalis een natuurkundige denkfout had gemaakt. Kortom, zijn stuk is een schoolvoorbeeld van autoritair demagogisch gedrag, waardoor vanzelfsprekend zijn aaibaarheidsfactor drastisch is afgenomen. In een artikel in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad van 10 september 1982 kom ik op deze blunder terug, omdat hij symptomatisch is voor de bekrompen pseudonatuurwetenschappelijke denktrant die inmiddels in de taalen literatuurwetenschap toonaangevend is geworden en die ik in mijn stuk aan de orde stel. Zo was het bij voorbeeld absoluut niet tot Rudy Kousbroek doorgedrongen dat het poëtische probleem geheel en al in de natuurlijke taal schuilt, hij dacht dat het een kwestie van mechanica was. Het toeval wilde dat op de voorpagina van datzelfde CS-nummer Kolonel Kousbroek zijn serie over het wiskundig genie L.E.J. Brouwer startte. Ik ben blij dat het toeval dat wilde, want het had niet beter kunnen treffen. Het is de moeite waard, eens zorgvuldig na te gaan wat er gebeurt als Rudy Kousbroek wèl argumenteert. In zijn vijfdelige serie stelt Kousbroek de taal expliciet aan de orde, in rechtstreeks verband nog wel met zoiets subjectiefs als zijn eigen smaak. Mooier kan haast niet. Hij zegt: ‘Nu we het er toch over hebben, het mag dan waar zijn dat “nooit nog” door de taal iemand zijn ziel aan een ander heeft meegedeeld, er zijn naar mijn smaak romans en gedichten die er vrij dicht in de buurt komen’ (CS.1.10.'82.)Ga naar eindnoot4 Kousbroek weet blijkbaar wat het meedelen van de ziel is, anders zou zijn smaak hem nooit hebben doen vaststellen dat sommige romans en gedichten bij die mystieke gebeurtenis ‘vrij dicht in de buurt komen’. Romans en gedichten bestaan uit taal. Dus zou tòch misschien door de taal iemand zijn ziel aan een ander kunnen meedelen? Niet helemáál, natuurlijk, maar een beetje dan? Kousbroek ziet zich hier geplaatst voor een netelige kwestie, een gewetensconflict haast. Zijn ergernis over Brouwers ‘mysticisme’ kanaliseert hij in een aanval op diens miskenning van de taal, maar die miskenning deelt hij nu juist met hem. De taal is namelijk niet alleen voor Brouwer, maar ook voor Kousbroek een ‘imperfect communicatiemiddel’ (CS.1.10.'82), al lijken sommige romans en gedichten dat een beetje tegen te spreken. Het eigenaardige van Brouwer is echter (zoals Kousbroek met uitgebreide citaten demonstreert) dat hij in zijn mystieke drift de lijn van de taal consequent doortrekt naar de vrouw, dat wil zeggen van het imperfecte communicatiemiddel taal naar de imperfecte mens vrouw. Zo ver kan Kousbroek uiteraard niet gaan, daarvoor is hij veel te Redelijk. Toch raakt hij soms, als het over taal of over symbolisch handelen in het algemeen gaat, in stilistische problemen verzeild die de leesbaarheid van zijn proza niet | |
[pagina 69]
| |
bevorderen. De twee meest representatieve alinea's zal ik hieronder in hun geheel citeren. ‘Nogmaals: ik ontken niet dat wij inwendige kennis hebben van een wereld die niet in woorden kan worden uitgedrukt, dat taal (of iets anders) te kort schiet als instrument om daarover iets mee te delen. Maar de mate van dat te kort schieten is precies datgene wat artistieke expressie mogelijk maakt. In de pogingen om door die tekortkomingen heen te breken ligt de geboorte van de kunst, en wat ons tot dïe pogingen in staat stelt is in laatste instantie, net als bij de wetenschap, het rationele verstand. Probeer het uit te schakelen en je krijgt, zoals ik al een paar keer getracht heb duidelijk te maken, halfzacht gezeur, esoterische infantiliteiten, waardeloos gezemel. En onvermogen om iets aan te vangen met symbolische expressie. Dat vermogen berust immers op een rationele operatie achteraf - net als met wetenschap en net als met gevoel voor kunst en humor. Mysticisme is alleen al herkenbaar aan haar humorloosheid: haar enige horizon is het letterlijke.’ (CS.1.10.'82. Cursivering van RK.) Van de eerste zin blijft na aandachtig lezen weinig meer over dan de tautologie dat taal tekort schiet omdat wat niet in woorden kan worden uitgedrukt niet in woorden kan worden uitgedrukt. Een volgens logische beginselen naar de vorm noodzakelijke waarheid die niettemin als bewering leeg is. Volgens die beginselen beweert Kousbroek hier dus in het geheel niets. Uit de daarop volgende beweringen, die eerder overvol dan leeg zijn, valt voornamelijk op te maken dat Rudy Kousbroek precies weet waaruit ‘in laatste instantie’ de kunst èn de wetenschap geboren worden. Dat is niet niets. Maar geboorte is meer iets van de éérste instantie, zodat we met een tegenspraak blijven zitten die nog versterkt wordt door de opmerking dat ‘een rationele operatie’ de basis is waarop een mysterieus ‘vermogen berust’ terwijl zij, de operatie, ‘achteraf’ plaats vindt. De oorzaak van het vermogen volgt er dus op. In de halfbevroren brij ontwaren we nu de scherpe contouren van de tegenhanger van de tautologie: de contradictie, sinds mensenheugenis de meest elementaire zonde tegen de logica. Als ten slotte nog blijkt dat naar het onzijdige maar o zo verachtelijke ‘mysticisme’ tot tweemaal toe wordt verwezen met het vrouwelijke voornaamwoord ‘haar’ is het duidelijk geworden dat we hier niet met een essay van klasse geconfronteerd zijn. Nu kunnen zulke taalkundige en logische gebreken natuurlijk een kwestie van overhaast formuleren zijn, vergeeflijk vanwege het feit dat men aan een krante-artikel nu eenmaal niet dezelfde eisen mag stellen als aan een wetenschappelijke uiteenzetting. Evenwel: de opmerkelijkste overtreding van de rationalistische spelregels laat zich onmogelijk reduceren tot een slip of the pen. Die overtreding is deze: Uit een geschrift van Brouwer verzamelt Kousbroek zo veel mogelijk bewijsmateriaal om aan te tonen hoezeer de door hem zo bewonderde geleerde een sexist was. En om aan zijn betoog kracht bij te zetten wijst hij ons en passant op diens levenswandel. Bij voorbeeld op de seksuele ‘begeerte om te plukken’ (namelijk ‘de schoone bloemen die vrouwen zijn’, in Brouwers woordkeus), waarvan, aldus Kousbroek, Brouwer ‘bepaald niet vrij’ was (CS.1.10.'82). Of op Brouwers gewoonte zich met meer dames te omringen naarmate een gezelschap hem sjieker en belangrijker voorkwam. (CS.8.10.'82). Een postume trap onder de gordel voor het wiskundig genie. Kousbroek hanteert hier een wel zeer plompe vorm van het argumentum ad hominem,Ga naar eindnoot5 dat zowel in de klassieke oudheid als in de meest recente rationalistische argumentatietheorie wordt gekenschetst als het protoype van de drogreden. Al dat troebele anti-redelijke gescharrel is, paradoxaal genoeg, ontsproten aan een blinde verheerlijking van het rationalisme, een passie waarbij vergeleken Brouwers op hol geslagen mysticisme bijna weloverwogen aandoet. Door zijn rationalisme gedreven merkt Kousbroek bij voorbeeld op dat Hitlers onstuitbare drang tot het uitroeien van de joden ‘berust op precies zo'n mystieke visie op de natuur en de oorsprong van de mens, het is dezelfde doos van Pandora, als waaruit Brouwer en Burnier hun transcendente waarheden te voorschijn halen.’ (CS.1.10.'82. Cursivering van mij, FBSD.) Dat in een verhandeling over de wiskundige Brouwer onverhoeds Andreas Burnier opduikt lijkt vreemder dan het is. Natuurlijk hoort zij thuis in een opstel over iemand die zijn verhouding tot vrouwen uitdrukt in de verzuchting ‘Een man die zich keert naar een vrouw heeft zijn leven verloren.’ Terug nu naar Kousbroek en zijn ontboezemingen. ‘Er is geen ander criterium dan de zondige logica... om intuïtieve of mystieke inzichten te onderscheiden in juiste en verkeerde. Wat te doen met strijdige openbaringen? Wat te doen als twee beoefenaars van het inwendige schouwen niet tot hetzelfde intuïtieve inzicht komen?’ (CS.1.10.'82).Ga naar eindnoot6 Ja, wat te doen, in dit concrete geval, als ‘het inwendige schouwen’ van Hitler tot een ander intuïtief inzicht leidt dan dat van Andreas Burnier? En inderdaad, hóe weten we dat Hitlers idee over de joden een verkeerd ‘inzicht’ is? Hoe weet Kousbroek het eigenlijk? Welk Objectief Criterium heeft hem dat ingefluisterd? Ach, natuurlijk, de logica. En waarschijnlijk een rationele operatie achteraf. Maar geen enkele logica of rationele operatie vermag blijkbaar iets uit te richten tegen zijn intuïtieve inzicht dat Andreas Burnier praktisch even gevaarlijk is als Hitler. Hij zegt namelijk: ‘Het is waar dat daarvoor (d.i. voor “de transcendente waarheden” van Burnier FBSD) geen bloedbaden zijn aangericht, maar in beginsel zijn alle aan zulke waarheden ontleende ideologieën totalitair, en wel juist precies doordat strijdige openbaringen niet met elkaar kunnen worden verzoend.’ (CS.1.10.'82. Cursivering van mij, FBSD). Zo is het. De openbaringen van Hitler kunnen niet met die van Burnier worden verzoend, al doet Rudy Kousbroek nog | |
[pagina 71]
| |
zo rationeel zijn best, al zegt hij Mevrouw Burnier, de bloedbaden daargelaten, in beginsel is uw ideologie net zo verwerpelijk als die van Hitler. - Hoe moeten we dàt nu weer verzoenen met Rudy's intuïtie dat ‘het rationalisme nog nooit iemand tot moord, doodslag of geweldpleging heeft bewogen?’ (CS.1.10.'82.) Ook dat lukt niet. Want zijn artikelen bewijzen het tegendeel: In de krant zetten dat de ideologie van Brouwer, die van Burnier en die van de nazi's elkaar in beginsel niets ontlopen is dan nog geen moord of doodslag (Brouwer ìs trouwens al dood), maar wel een vorm van geweldpleging waarbij de dader door het rationalisme is bewogen. Nu ja, door zíjn speciale persoonlijke rationalisme. Dat moet er worden bij gezegd, om de idealistische rationalist Popper en de kritische rationalist Lakatos, autoriteiten op wie Rudy Kousbroek zich nogal eens beroept, enigszins te vrijwaren tegen adhesiebetuigingen die gepaard gaan met een onrustbarend krachtige tendens tot vernietiging van de rede. Het wordt steeds duidelijker, dat, zelfs buiten romans en gedichten, sommige geschriften ‘vrij dicht in de buurt komen’ van het meedelen van de ziel, en ook dat er werelden zijn die zich wel degelijk in woorden laten uitdrukken. Rudy Kousbroek is er tenminste een heel eind in geslaagd iets van de zijne zichtbaar te maken. De kolonel eist dat de trombonisten precies op de maat schuiven, maar de muziek moet wel hetzelfde blijven klinken. Als het niet lukt mogen ze nooit meer spelen.
Frida Balk-Smit Duyzentkunst |
|