De Revisor. Jaargang 10(1983)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Jan Kuijper Prediker 1:8 Alle deze dingen worden zo moede dat niemand het zoude kunnen uitspreken. Het murmureren van bronnen en beken versta ik mis: het is de doffe woede van wie wel weten dat er in het teken van hun geboorte nooit nog iets ten goede wordt bijgeschreven; van onder de hoede van wat ze zijn zoekt geen meer uit te breken. Vrolijk sprankelt de bron: hij is zo vrij als ik, de dichter aan zijn boord. Ik schrijf een van de ontelbare sonnetten op die ver van de wereld hun dagverblijf hebben. Waarom juist dit hier, vraag je aan mij? Zachtjes, het is zo moe. Wees stil, 't is op. 2 Koningen 4:6 Je kunt niet huilen en de lamp vasthouden. Daar is geen vat meer. En de olie stond stil. 't Was huilen met het licht uit. Het gegil van tweeënveertig die mij wel eens zouden uitjouwen. Kaalkop, ga op! klonk al schril, maar echt schril werd het pas toen uit de wouden die beren, die zo leuk van honing houden, te voorschijn kwamen! Zoete jongensbil! 't Gezang der jongens in de vurige oven is door mijn toedoen geprefigureerd. Van mij heeft Gilles de Rais de kunst geleerd een jongen van het leven te beroven en daarbij klaar te komen. Deze strofen worden steeds weer opnieuw gegenereerd. Vorige Volgende