Refereinen en andere gedichten uit de XVIe eeuw
(1879-1881)–Jan de Bruyne– Auteursrechtvrijverzameld en afgeschreven door Jan de Bruyne
[pagina 207]
| |
- LXXXVII - [Om datter niemant en mochte salich wesen]aant.
Om datter niemant en mochte salich wesen,
maer moeste alle duer Adam den doot sterven,
soo heeft Godt gesonden synen sone gepresen,
om datse die al soude genesen,
die in hem geloofden, dat die souwen beerven
Godts eeuwich rycke, & niet bederven
dwelck dat ons duer Christum moet aencleven.
Want van ons selven en consten wy niet verwerven
dan den eeuwigen doot; dus wilt sonder beven
vast in hem gelooven, die ons belooft heeft dleven,
gelyc Abraham geloofde, sonder versagen
dat hem Godt, op dalder sekerste, soude geven
tgene dat hy hem beloofde in syn dagen.
Dus, wie in hem gelooft, syt sonder clagen;
want het sal u voer gerechticheyt, in Godts aenschyn,
gerekent wesen, al wiltmen u daerom verjagen:
die persevereert totten eynde, sal salich syn.
| |
[pagina 208]
| |
Weest vroom int geloove, wilt dat vry belyen
dat wy van Godt hebben wt genade ontfaen;
want wy syn daer op besegelt, tonser verblyen,
met synen geest der waerheyt, die ons sal bevryen
van het voortbrengen der geslachten der slangen.
Dus, en wilt haer leeringe niet aenhangen,
al ist dat sy seggen: Christus is hier en daer;
maer stelt alleene op Christum u verlangen,
die ons dit te voren heeft geseyt seer claer,
datter veel valsche propheten opstaen sullen voerwaer.
En weert mogelyc, sy souden oock verleyden
duytvercorne Godts; maer vreest niet een haer:
synen geest en sal van ons niet scheyden,
maer sal synen troost in ons herte verbreyden,
als sy ons willen doen drincken van haer fenyn.
Dus, laet ons vast int geloove Christum verbeyden:
die persevereert totten eynde, sal salich syn.
Paulus doet ons totten Colosensen een vermaen:
dat wy ons niet en souden laten bedriegen
van de gheen, die op haer eygen gerechticheyt staen;
want met den geest syns monts salse Godts verslaen.
| |
[pagina 209]
| |
Dus, en laet u niet met geene fabelen wiegen;
al ist dat de geveysde de hoecken duervliegen
om een Jode te maken, soo Matheus vermondt,
& acht niet hoe dat sy geveysdelyc liegen.
Christus is onsen steen, daer wy op syn gegrondt,
die sal ons bewaren tot eeuwiger stont;
want duer hem soo mogen wy persevereren.
Al leggen sy ons menigen loosen vondt,
met Christum soo sullen wy daer wel duer passeren.
Al ist dat sy u totter doot toe persequeren,
syt vroom int geloove, in elcken termyn,
& weest gedachtich Christus declareren:
die persevereert totten eynde, sal salich syn.
prinche.
Al wiltmen u om u geloove verbannen,
oft dat ghy daerom moet lyden eenich verdriet;
al siedy de nydige haer bogen spannen,
strydt vroom int geloove, als ridderlycke mannen;
want den knecht dan als synen meester geschiet.
| |
[pagina 210]
| |
Dus blyft int geloove, en wilt niet slachten het riet,
dat men daer met allen winden siet wayen;
want dit was Christus propoost, & ooc anders niet,
dat wy ons niet en souden laten beschayen
met valsche leeringen, die ons mochten verlayen,
& als dan soo van den geloove keeren.
Dus latet ons genoech syn & daer me payen,
dat ons dit voerseyt heest de Heere des Heeren:
blyft vast in my, en acht op geen verseeren,
al ist dat sy u doen tormentelyc gepyn;
wilt int geloove synen loff vermeeren:
die persevereert totten eynde, sal salich syn.
Den noot doet vele. |
|