| |
| |
| |
Helmut Heissenbüttel
Herfststukjes
Vertellerherfst
Een Russische schrijver, die tot de structuralisten gerekend wordt, is nog voor de Eerste Wereldoorlog begonnen met het verzamelen en systematisch ordenen van alle mogelijke afleidingen van een bepaalde vertelzin. Hij is nu vijfennegentig jaar oud, nog altijd kras. Zijn materiaal vult een bibliotheek die alle politieke, oorlogs- en economische veranderingen doorstaan heeft. Niets is gepubliceerd. Hij is altijd nog niet verder gekomen dan de eerste zin.
Meer valt daar eigenlijk niet over te zeggen
| |
Eduards herfst
Eduard, zo noemden wij een man in de kracht van zijn leven, heeft bij actuele discussies aan kracht ingeboet en bevindt zich nu, na d'Alemberts Ende en Eichendorffs Untergang, als op een hoogvlakte van zijn leven, op het droge. Als op een heldere septemberdag in de verte een blauwachtig schemerende onbereikbare bergketen ziet hij de vergeefsheid van alle plannen en inspanningen als het ware tastbaar voor zich, en de waarneembare wereld wil zich voor hem als een zomermoede vlinder samenvouwen. De derde vlinder is de zwaarste, zegt hij zacht voor zich uit.
Meer kan daar eigenlijk niet over gezegd worden.
| |
Tannhäusers herfst
Over Tannhäuser, die in zijn jonge jaren in de berg van de godin Venus gewoond heeft, wordt vanwege de spreekwoordelijke schoonheid van de godin aangenomen dat hij een mooie man geweest moet zijn. Dat klopt niet. Hij neigde al vroeg tot vetafzetting en haaruitval. Op zijn dertigste had hij een kale kop en woog het grootste deel van zijn leven meer dan twee centenaar. Van beroep was hij hoogleraar germanistiek. Hij sprak een boers Zwabisch en dronk Württemberger rode wijn. De talrijke dames die zijn levenspad kruisten plaatste hij, ook als hij hen maar één keer, zoals dat heet, neukte, zonder uitzondering in burgerlijk aanzienlijke posities. Hij huwde ze, na scheiding wanneer hij toevallig al getrouwd was, of bezorgde hun serieuze echtgenoten, of verschafte hun een academische graad. Zijn gevoelens waren stormachtig, zij het snel uitgeput, hij werd uit gewoonte verliefd en had het vlees, zoals hij eens zei, liefst sneeuwwit.
Daar is eigenlijk niets aan toe te voegen.
| |
| |
| |
Ottillie Wildermuths herfst
Ottillie Wildermuth, een geliefde schrijfster van populaire en stichtelijke vertellingen, bovendien redacteur bij de Duitse televisie, kon er tot haar vijftigste verjaardag niet achterkomen of zij eigenlijk zin of angst had om met een man naar bed te gaan. Een meermalen begonnen en meermalen onderbroken analyse had niets opgeleverd. Kort na haar vijftigste verjaardag ontmoette zij IJzeren Heinrich, die zoals bekend eens in dienst van een sprookjesachtige persoonlijkheid had gestaan, werd verliefd op hem en liet hem al op de eerste avond toe tot haar bed. In tegenstelling tot zijn krijgshaftige naam had IJzeren Heinrich een piepklein pikkie dat nooit helemaal stijf wilde worden. Ottillie was er niet bang voor. Hij bevredigde haar eindeloos.
Meer is daarover eigenlijk niet te zeggen.
| |
Herfst der liefde
Een verder onopvallende man, een liefhebber der schone kunsten met mosselvormige oren en zijwaarts geopende neusgaten, werd, toen hij al niet meer zo jong was, een keer zo heftig en intens verliefd dat hij tengevolge van de heftigheid en intensiteit van zijn gevoelens het voorwerp van zijn verliefdheid volledig vergat.
Meer is daarover eigenlijk niet te zeggen.
| |
Damesherfst
Twee jonge meisjes bleven in plaats van verliefd te worden op mannen of gezinnen te stichten, aan elkaar vastzitten, hadden genoeg aan elkaar en leefden samen. En het was verleidelijk om, als in een sprookje, te zeggen: wanneer ze niet gestorven zijn, leven ze nu nog. Maar op een dag, toen de nu niet meer jongemeisjes al oude dames waren, tijdens een vakantie, zoals ze die elk jaar hielden, in een vakantieoord, dat ze elk jaar bezochten, tijdens een wandeling, die ze elke avond in dat vakantieoord maakten, de zon stond op het punt onder te gaan, de hemel werd vurig rood en de daken van de huizen met de televisieantennes die ze ook hier hadden staken er zwart tegen af, is een van de oude damens tijdens de wandeling plotseling stil blijven staan en heeft gezegd: Nu heb ik genoeg. Ze heeft zich omgedraaid, is weggegaan, weggereden en nooit teruggekomen.
Meer kan ik daarover eigenlijk niet zeggen.
| |
Linguïstenherfst
Twee Amerikaanse linguïsten ontmoetten elkaar eens toen ze al wat ouder waren en voerden een speechact op elkaar uit. Waar eigenlijk niets aan toe te voegen is, of het moet zijn dat niemand weet of de linguïs- | |
| |
ten in feite alleen maar over het weer gebabbeld hebben of dat het hun dit keer gelukt is de loop van de wereldgeschiedenis te reduceren, zoals Hans Wollschlager het geformuleerd heeft, tot het zinnetje: Kareltje rijdt autoped.
| |
Schrijversherfst
Er was eens een schrijver die zich had voorgenomen een geschiedenis te schrijven waarin alleen van eet- en drinkgewoonten, spijsverteringsprocessen, seksuele gedragingen en van slaap sprake zou zijn. Of bijvoorbeeld iemand graag vis eet of kaas, welke kaas, welke vis, hoe klaargemaakt. Of bijvoorbeeld iemand liever melk of bier, wijn, thee of jenever drinkt, welke soorten er zijn, welk effect wat heeft, innerlijke secretische processen enz. Wie bijvoorbeeld seksueel toenadering tot wie zoekt, frontaal, rectaal, anaal, manueel of sadomasochistisch. Slaap, hoe, hoe lang, hoe goed, hoe slecht, dromen, wat voor dromen enz. Toen hij, na een bijna niet te overziene hoeveelheid materiaal verzameld te hebben, met schrijven wou beginnen, viel hem op dat hij een volkomen onpolitiek verhaal ging schrijven. Nu zit hij daar en denkt erover na.
Meer kan ik er eigenlijk niet over zeggen
| |
Uwe Herms herfst
De dichter Uwe Herms, die er net als andere dichters soms in slaagde zich dichtend uit de wereld om zich heen te verwijderen, vergat een keer op een publieke bijeenkomst terwijl hij sprak zo volkomen waar hij zich bevond dat hij ook lichamelijk voor de ogen van de verbaasde, verwarde en geschrokken toehoorders verdween. Men weet tot op heden niet waar hij gebleven is.
Daar kan ik eigenlijk niets meer aan toevoegen.
| |
Dichterherfst
Een niet meer zo jonge dichter, die om zijn gezin in het levensonderhoud te voorzien een kantoorbaan genomen had, klom tengevolge van zijn desinteresse in de algemeen gangbare intriges of omdat hij door zijn naïviteit de anderen daarin overtrof, steeds hogerop tot zijn dagindeling nog alleen met behulp van een door zijn twee secretaresses beheerde agenda's te overzien was. Dat is op zich niet zo ongewoon. Verrassend was dat hij ten slotte ook zijn gedichten alleen nog maar naar zijn agenda kon schrijven.
Meer valt daar eigenlijk niet over te zeggen.
| |
Wiliknietherfst
Een man, die vijftig jaar lang zijn leven had doorgebracht met de uitoefening van zijn beroep, werd het langzamerhand zat en hij nam de gewoonte aan steeds vaker en ten slotte alleen nog maar te zeggen: wilikniet. -
| |
| |
Onder bescherming van deze zin lukte het hem nog eens vijftig jaar met de uitoefening van zijn beroep door te komen. Hij stierf kort na zijn honderdeneerste verjaardag. Zijn laatste woorden waren: wilikniet. - Maar hij had er niet meer veel aan.
Meer is daar eigenlijk niet aan toe te voegen.
| |
Herfst der herfsten
Zijn leven was een keten van verkeerde beslissingen geweest, meer valt er eigenlijk niet over te zeggen, tenzij niemand behalve hij zelf het gemerkt heeft, en dat misschien, vanuit een hoger standpunt bezien elke beslissing een verkeerde beslissing is.
Vertaling J.F. Vogelaar
| |
Van de vertaler
Helmut Heissenbüttel (1921-1994) studeerde architectuur, germanistiek en kunstgeschiedenis in Dresden, Leipzig en Hamburg. Was sinds 1959 hoofd afdeling Radio-Essay van de Süddeutsche Rundfunk in Stuttgart. Publiceerde tien, niet alleen qua formaat opvallende Textbücher met wat men nu formele taalspelen zou noemen. Daarnaast schreef hij een groot aantal essays over vaak door hem herontdekte binnenlandse en buitenlandse auteurs. De reeks concrete poëzie brak hij af met een grote intellectueelhistorische roman, D'Alemberts Ende (1970), en enkele satirische verhalenbundels zoals Das Durchhauen des Kohlhaupts (1974). Daarna heeft hij nog alleen maar kort proza geschreven: sprookjes, parabels, parodieën en grotesken. De hier vertaalde Herfststukjes zijn geplukt uit de bundel Eichendorffs Untergang und andere Märchen (1978), waar ze als het ware intermezzi vormen tussen langere filosofische grotesken. De bundel heeft als ondertitel ‘Projekt 3/1’: Heissenbüttel benadrukte het verband tusen al het werk vanaf D'Alemberts Ende door alle boekuitgaven als delen van het Projekt uit te brengen.
|
|