‘Rustig maar,’ zei ik tegen de barman. ‘Er zijn een heleboel Engelse woorden die wij niet kennen, wij Parijzenaars. Het is een erg rijke taal.’
‘Meneer gaat me toch niet vertellen dat hij een cocktail is!’ roept de vakman uit.
‘Hij begint me op de zenuwen te werken, die jongen,’ bromde het paard. ‘Pas maar op, straks krijgt hij een hengst voor zijn kakement.’
‘Misschien moeten we er een Engels-Frans woordenboek op naslaan,’ stelde ik voor.
‘Een cocktail!’ mompelde de barkeeper opnieuw, vol minachting.
Het paard zei niets maar de huid op zijn flanken begon onheilspellend te sidderen.
Ik probeerde de zaak te sussen: ‘Weten jullie nog,’ begon ik, ‘weten jullie dat verhaal nog, best grappig, komt iemand een café binnen, vraagt iets te drinken, hij maakt een lichte vergissing in zijn bestelling, er is iets ongewoons in zijn uiterlijk maar het gaat nou juist om die bestelling, daar schuilde de clou van het verhaal, ik weet niet zo goed meer hoe het precies zat, wat had hij nou toch voor ongewoons, die klant...’
‘Het was een paard,’ zei de barman.
‘En het drankje een kokketelle,’ verduidelijkte het paard, dat intussen zijn koelbloedigheid hervonden had.
Hij sprak dat woord met een sterk accent op elke lettergreep.
‘Een kokketelle,’ herhaalde hij met nadruk.
Toen hinnikte hij.
Even later legde ik een bankbiljet op de toog en liep naar buiten. Ik zou toch zeker niet om linguïstische redenen in dat etablissement blijven hangen? Temeer daar ik nog een voorwoord te schrijven had.